Gelezen in The Atlantic van 9 september 2019:
Bron: BloombergQuint
In The Atlantic verscheen vorig najaar een bericht over bevolkingsverlies in de drie grootste Amerikaanse steden. In ‘Why Are America’s Three Biggest Metros Shrinking?’ ging Derek Thompson op zoek naar de achtergronden van de opmerkelijke recente bevolkingskrimp in New York, Los Angeles en Chicago. In 2018 verloor New York 277 inwoners per dag. In Chicago was dat 161 per dag, in Los Angeles 201 per dag. En dat terwijl deze metropolen als de grote winnaars na de financiële crisis van 2008 uit de bus kwamen en er sprake leek van een stedelijke renaissance. Hun aantrekkingskracht op hoogopgeleide kenniswerkers is onmiskenbaar. Maar hun evidente succes – door de groei en aanwezigheid van veelbelovende techfirma’s en andere zakelijke bedrijven – heeft wel tot gevolg gehad dat hun centra in korte tijd overkookten. Zelfs hoogopgeleiden worden nu de grote steden uit gedreven. Waar gaan zij naar toe? Thompson: naar de tech-steden in het zuiden zoals Houston, Dallas, San Antonio, Austin. Die steden groeien razendsnel. Tot voor kort werd dit vertrekoverschot gecompenseerd door internationale immigratie – zowel hoog- als laagopgeleid –, maar daaraan komt nu een einde. De grote vraag is waarom?
Thompson houdt het simpel: die kleinere techsteden in het zuiden hebben domweg goedkopere woningen in de aanbieding. En ook hun centra bieden nu hipstercafé’s en goede muziek. Waarom nog in zo’n grote metropool proberen te blijven? Voor Chicago is het duidelijk: achteraf blijkt daar sprake van een korte opleving in een trend van aanhoudende krimp. Vooral de Afro-Amerikaanse middenklasse ontvlucht daar de slechte buurten, pakt zijn biezen en trekt naar het zuiden. Iets soortgelijks doet zich voor in Los Angeles: de middenklasse kan de dure stad niet meer betalen en trekt weg. Zowel in Chicago, Los Angeles als New York is het vooral de zwarte middenklasse die de grote steden verlaat en die naar het zuiden migreert. Thompson spreekt van een ‘Reverse Great Migration’. Hij vraagt zich af wat dit voor het politieke landschap in de zuidelijke staten zal betekenen. “In the 2020s, as in the 1960s, it may be said that movements begin with movers.” Bovenal begrijpt hij niet waarom de drie grote steden niet veel meer woningen bouwen. Hun belastingen gaan omhoog, terwijl die in Florida omlaag gaan, maar gebouwd wordt er niet, althans niet voor de middenklasse. Inderdaad, als ook Amsterdam te duur wordt en niet voldoende middeldure woningen bouwt, zal ook hier de middenklasse wegtrekken. In feite is dat al aan de gang. De grote vraag is waar deze naartoe gaat. In ieder geval blijft het werk achter. Ik voorspel u een mobiliteitscrisis.
Gelezen in The Economist van 18 januari 2020:
Bron: Mapitout.iamsterdam.com
Ook gelezen? Vorige week ging de special van het Londense The Economist over de woningmarkt. Bar interessant. Schaarste, snel stijgende woningprijzen, starters die geen woning kunnen kopen, overal in de wereld zoeken mensen vergeefs naar een fatsoenlijke woning. In ‘The horrible housing blunder’ wordt de oorzaak van de wereldwijde woningcrisis gelegd bij de politiek die decennialang de koopsector via het belastingstelsel systematisch heeft bevoordeeld. Zowel politiek links als rechts zag er grote voordelen in: stabiliteit, trouwe kiezers, vermogensopbouw voor minvermogenden, verdelende rechtvaardigheid. Maar de lage rentestand zet alles onder druk. Iedereen wil tegenwoordig een woning kopen, maar die woningen bieden zich niet aan, waardoor de prijzen stijgen. Ondertussen worden er minder woningen gebouwd dan ooit. Volgens The Economist komt dat doordat kopers zich overal ter wereld massaal tegen nieuwbouw verzetten. Not In My Backyard is hun vanzelfsprekende grondhouding. Ruimtelijke stagnatie is het gevolg, en ook leraren, verpleegkundigen en politieagenten kunnen niet meer in de grote steden wonen. ‘Property pathology’ heeft allerminst tot stabiliteit en een verheugen in de kiezersgunst geleid, maar tot boos populisme. De democratie staat onder druk. The Economist roept op tot een complete herordening van de mondiale woningmarkt. “Time to tear down this rotten edifice and build a new housing market that works.”
Doodsbenauwd is The Economist voor politici die binnen de bestaande ordening proberen tot herverdeling te komen. Sectorale ingrepen via regelgeving zullen het probleem alleen maar verergeren. Het blad verwijst naar Duitsland en Zwitserland waar rust heerst aan het front van de woningmarkt. In Duitsland is slechts 50 procent van de kiezers eigenaar van een woning. Kopen is daar belastingtechnisch minder aantrekkelijk. Woningprijzen zijn er gemiddeld niet hoger dan in 1980. Daarnaast vindt de redactie dat strikte ruimtelijke ordening rond succesvolle steden moet worden versoepeld. Mensen moeten dichter bij hun werk kunnen wonen. Maar juist rond de grote steden zit de boel op slot. Kijk vandaag (1 februari 2020) eens naar de kaartjes in NRC Handelsblad: met het gebruik van een nieuw Amsterdamse zoekprogramma (mapitout.iamsterdam.com) kan iedereen zijn optimale woon-werkverkeerplaatje samenstellen. Binnen de huidige woningmarkt reikt het zoekgebied rond Amsterdam tot Emmeloord, Apeldoorn, Den Bosch en Rotterdam. Utrecht blijkt een buitenwijk van Amsterdam. Dat wordt massaal filerijden! Maar het voordeel van de huidige situatie is wel dat koopwoningen achter Zwolle niet langer ‘onder water’ staan. Krimp is even vergeten. En precies dat kon wel eens het doel zijn van dit plattelandskabinet in haar strijd tegen het populisme. In Nederland houdt ze de ‘property pathology’ gewoon nog even in stand. In ieder geval tot de volgende verkiezingen.
Gelezen in The Guardian van 10 september 2019:
Op 11 september 2019 ging in Londen de film ‘Push’ in première. The Guardian schreef er dezelfde dag over. Zondag 24 november volgt Amsterdam (Idfa). Push is de nieuwste documentaire van de Zweedse filmmaker Fredric Gertten die gaat over keiharde gentrificatie in tal van steden. Of beter, er is sprake van niet minder dan een wereldwijde woningcrisis waar steden als Londen, New York en Amsterdam de dupe van worden. Gertten, die eerder een film maakte over de dominantie van de auto-industrie in binnensteden, volgt VN-rapporteur Leilani Farha in haar zoektocht naar de oorzaken van een uit de hand gelopen vastgoedmarkt die woningprijzen opdrijft en minvermogende mensen uit hun huizen jaagt. “On the one hand is a $217tn (£176tn) global property business, worth more than twice the world’s total GDP. On the other is the human right to adequate housing, which is referred to in the Universal Declaration of Human Rights and recognised in international human rights law under the International Covenant on Economic Social and Cultural Rights of 1966.” Grote boosdoener in de film is Blackstone, het grootste private equity bedrijf ter wereld, dat sinds de financiële crisis op grote schaal geld belegt in woningen. Blackstone koopt in de belangrijkste steden wooncomplexen en verhoogt stelselmatig de huren om het juiste rendement te halen. In de film komen Saskia Sassen en Joseph Stiglitz aan het woord, die dit soort ondernemingen vergelijken met mijnbouwbedrijven. Het gaat ze niet om het wonen, maar om pure winstmaximalisatie. Wat hun praktijken met de bewoners doen interesseert ze niet.
De strekking van de film, die ik overigens nog niet gezien heb, herinnert aan het werk van de marxistisch geograaf Neil Smith die in 1979 een theorie ontwikkelde over gentrificatie. Zijn zogenoemde ‘Rent Gap Theory’ beschrijft de kloof tussen actuele huuropbrengsten en potentiële huuropbrengsten. Indien deze kloof maar groot genoeg is, stappen investeerders in de lokale vastgoedmarkt. Anders gezegd, prijsstijgingen in steden zijn niet zozeer het gevolg van schaarste of van gewijzigde woon- of smaakvoorkeuren, maar veeleer van bedenkelijke financiële praktijken. Vaak is het de staat die de voorwaarden creëert voor omvangrijke vastgoedinvesteringen door aantrekkelijke belastingregimes te ontwikkelen voor mondiaal opererende beleggers (en ongunstige voor lokale woningcorporaties). Het verklaart ook waarom er in bepaalde steden op grote schaal leegstand optreedt, terwijl er een schreeuwend gebrek is aan woonruimte. Zulke schrijnende situaties doen zich vooral voor in Angelsaksische landen. De brand in Grenfell tower in Londen is symbolisch. Waarom bewoners niet in opstand komen? Bekijk het eind van de film. Het blijft bij goedbedoeld overleg van bezorgde burgemeesters. De staat komt ermee weg. Bewoners van Amsterdam, meldt u op het Malieveld!
Gelezen in ‘Jongens, maak het maar mooi’ (2016) van Max van den Berg:
De problemen in de Amsterdamse binnenstad zijn groot. Binnen de Singelgracht wordt bijna niet meer gewoond, sommige delen zijn tot regelrechte no-go areas verworden. Drugshandel, criminaliteit, verkrotting en ernstige vervuiling bedreigen de centrumfunctie van de historische kern van de hoofdstad van het land. Amsterdam schaamt zich. Vooruitlopend op de gemeenteraadsverkiezingen van 1982 richt burgemeester Ed van Thijn een Adviesgroep Binnenstad in met vertegenwoordigers uit bedrijfsleven, universiteit, kunst- en cultuursector, vakbonden en bewonersorganisaties. Zij schrijven een rapport. Na de verkiezingen wordt binnen het nieuwe college de burgemeester aangewezen als bestuurlijk coördinator van een ‘Aanpak voor de binnenstad’. Van Thijn vraagt Max van den Berg, eerder directielid van de Dienst Ruimtelijk Ordening maar inmiddels werkzaam op het stadhuis, om de rol op zich te nemen van ambtelijk coördinator. Onder zijn aanvoering wordt een klein team op het stadhuis geformeerd dat steeds met de burgemeester overlegt. Daarnaast komt er een Werkgroep Binnenstad, waarin 35 vertegenwoordigers van de meest betrokken diensten zitting nemen. Bovendien laat Van den Berg zich adviseren door een werkgroep Juridisch Beheer die helpt “af en toe totaal verknoopte formele situaties te ontwarren en in beweging te brengen.” Opvallend is de informele sfeer; met de burgemeester wordt veel gelachen. Coördinator Van den Berg weet zich omringd door een “enthousiaste groep, zonder macht, maar met de wil problemen op te lossen en tot daden te komen, wat bijna steeds lukt.” Is er een visie op de toekomst van de binnenstad? Nee, er zijn alleen actievoorstellen. De binnenstad moet worden gered.
Aan het woord is Van den Berg, die in 2015 terugblikte op zijn ambtelijke carrière in Amsterdam en daar een boek over publiceerde. Centraal in de strategie die de burgemeester en hij na 1982 ontwikkelen, staat ‘herstel van vertrouwen’. Daarvoor is ‘openheid’ een eerste vereiste, en ook ‘flexibiliteit’. “Ons doel is simpel: Verbeter het imago van Amsterdam en maak de binnenstad mooi en schoon.” Wat opvalt in de aanpak die uiteindelijk gekozen wordt is de nadruk op het wonen: het stegenplan, het wonen-boven-winkels-plan, het gatenplan, het herstelplan voor de Zeedijk, de voltooiing van de stadsvernieuwing op de Eilanden, in de Jordaan, de Nieuwmarktbuurt. In 1981 wonen er nog maar 53.000 mensen in de Amsterdamse binnenstad. Vier jaar later zijn dat er weer 57.000; ondertussen staan er plannen gereed die het totaal zullen brengen op 60.000. Maar dat niet alleen. Vanaf 1985 worden de inspanningen ook gericht op hoger onderwijs in de binnenstad met drie clusters van liefst 39 hbo-instellingen en een universiteit. En ook cultuur, kunst en toerisme krijgen een impuls, met initiatieven voor tal van nieuwe accommodaties. Het werd in die vroege jaren ‘80 allemaal bedacht en in werking gezet. Dertig jaar later wonen er meer dan 86.000 Amsterdammers in de binnenstad; hun aantal neemt verder toe, tot 91.500 in 2040. Bijna evenveel jongeren studeren er. Het bedrijfsleven floreert. Het aantal toeristen groeit explosief. De binnenstad, inmiddels bijna te mooi, dreigt te bezwijken onder haar enorme succes. In 2018 werd ze door Elsevier Weekblad uitgeroepen tot beste binnenstad van Nederland. Tegelijk broeit het en gist het. Het wordt te druk. De prijzen gaan sky high. Amsterdammers keren zich af. Anno 2019 moet de binnenstad opnieuw worden gered.
Gelezen in The Localfrance van 18 mei 2016:
Twee jaar geleden publiceerde StreetPress en verhuurder Rentswatch in Parijs een kaart waarop de gemiddelde vierkantemeter-prijzen van woningen per metrohalte in de Franse hoofdstad stonden aangegeven. Rentswatch analyseerde duizenden woningen met huur- en verkoopprijzen over een periode van zes maanden, afgeleid van het Franse Funda, makelaarskantoren en informanten. De prijsindicatie op de kaart geeft telkens het bedrag weer dat men maandelijks moet betalen voor een flat van 35 vierkante meter binnen een straal van 500 meter rond het metrostation, sociale woningbouw niet inbegrepen. Zeer handige en ook verhelderende kaart moet ik zeggen. De allerduurste plek om te wonen in Parijs is de buurt rond halte Bir-Hakeim, vlak bij de Eiffeltoren. Een klein flatje kost daar per maand al snel 2.150 Britse pond. En het goedkoopst? Dat is La Courneuve-8 mei 1945, daar betaal je ‘slechts’ 480 Britse pond per maand voor 35 m2. Hoe verder naar buiten, hoe goedkoper het wonen in Parijs wordt. Allicht.
Uit de kaart blijkt dat je soms een paar haltes verder buiten het centrum gemiddeld al honderden ponden per maand minder aan woonlasten betaalt. Bijvoorbeeld Concorde. Daar betaal je op dit moment al snel 1.610 Britse pond per maand. Maar ga je slechts één halte verder in welke richting dan ook, dan daalt de gemiddelde koopprijs ineens met 500 pond maandelijks. Afgelopen zomer logeerden wij aan het Bassin de la Villette in het 19e arrondissement. Dat is vlak bij Jaurès. Een appartementje van 35 m2 kost daar volgens de kaart 940 Britse pond per maand. Eén halte verder naar het oosten (Laumière, Bolivar) scheelt mooi 100 pond in de portemonnee. Eén halte naar het westen of zuiden blijkt echter 50 tot 70 pond duurder. Soortgelijke kaarten als die voor Parijs, zijn ook gemaakt voor Berlijn en München. Ook Amsterdam wordt steeds duurder. Koopprijzen verschillen per buurt. Die verschillen kunnen flink oplopen. Nu er eindelijk een Noord/Zuidlijn rijdt is de vraag: wanneer komt Amsterdam met zo’n kaart?
Gehoord in de Trêveszaal te Den Haag op 22 november 2018:
Bron: SRX Property
Het regeringsdiner tijdens het bezoek van de president van Singapore aan Nederland vond plaats in de chique Trêveszaal op het Binnenhof in Den Haag. Minister-president Rutte zat voor. Als een van de genodigden luisterde ik toe. Eerst wees de premier op de langjarige betrokkenheid van de Nederlander Albert Winsemius bij de opbouw van de stadstaat Singapore. Daarna kon het gesprek beginnen. Onderwerpen waren onderwijs en innovatie, sociale inclusie en circulaire economie. Bij elk van de drie onderwerpen vertelde een Nederlandse bewindspersoon over het staande beleid, waarna zijn Singaporese collega het stokje overnam. Zo konden alle aanwezigen getuige zijn van een boeiende vergelijking tussen stadstaat Singapore en Nederland op elk van de drie onderwerpen. Vooral sociale inclusie vond ik interessant. Minister Koolmees vertelde het Nederlandse verhaal. Van Singaporese kant was het de president zelf, mevrouw Halimah Yacob, die intervenieerde. Zij wees op het recht van een dak boven het hoofd als uitgangspunt voor integratie. Elke inwoner van Singapore, zei zij, krijgt een betaalbare woning toegewezen van de regering. Dit verklaart het extreem hoge aandeel sociale woningbouw in Singapore: meer dan 80 procent van alle woningen wordt beheerd door de Housing and Development Board. Vanaf 1999 worden er door HDB ook op grote schaal woningen voor de middelklasse gebouwd. Het wonen in Singapore is extreem duur, maar door deze krachtige bemoeienis van de staat blijft wonen voor alle Singaporezen betaalbaar.
Van Nederlandse zijde werd hier niet op gereageerd. Misschien was het omdat de minister van wonen ontbrak. Dat het nota bene Albert Winsemius zelf was die Singapore destijds aanzette tot grootschalige sociale woningbouw, het werd aan tafel niet opgemerkt. Winsemius wist dat betaalbare huisvesting buitenlandse bedrijven naar Singapore zou lokken. Het heeft gewerkt en het werkt nog steeds. Dat wonen in de grote steden, Amsterdam voorop, op dit moment voor de meeste mensen onbetaalbaar wordt, is puur slecht voor de Nederlandse economie en ook slecht voor de ‘squeezed middle class’ die populistische begint te stemmen. Het vraagt om een sterk interveniërende overheid als het om wonen gaat. Maar dat gebeurt in Nederland gek genoeg niet. Er wordt nog steeds vertrouwd op de markt. VINEX was een marktgerichte benadering na de bruteringsoperatie van kabinet Lubbers II. Vanaf toen werden Nederlanders aangemoedigd om een eigen woning te kopen. Tijdens de financiële crisis van 2008 bleek hoe gevaarlijk dit was. In navolging van Singapore zouden wij hier óók een Housing and Development Board moeten instellen, die op grote schaal betaalbare woningen gaat bouwen in hoge dichtheid, te beginnen in en rond Amsterdam. Zou bovendien helpen bij het onderwerp in kwestie, te weten sociale inclusie. Hoogste tijd voor een Singaporese Winsemius die onze regering gaat adviseren.
Gesproken in De Nieuwe Liefde te Amsterdam op 18 oktober 2018:
Zowel stadshistoricus Tim Verlaan als ik hield afgelopen week de Enneüs Heermalezing in De Nieuwe Liefde te Amsterdam. De lezing, die jaarlijks wordt georganiseerd door woningbouwvereniging De Alliantie te Amsterdam, stond dit jaar in het teken van stedelijke verdichting. Tim zoomde in op de grote stadsprojecten in Amsterdam in de jaren zestig en zeventig: het Caransahotel op het Rembrandtplein en de voorgenomen sloop van het huis van bewaring aan het Leidseplein. Zijn verhaal eindigde na alle oproer in 1978, op het moment dat Enneüs Heerma wethouder werd in Amsterdam in het college van Jan Schaefer en Michael van der Vlis. Deze nieuwe generatie bestuurders wilde een ander soort stad. Mijn lezing begon in 1995, toen Heerma als staatssecretaris de bruteringsoperatie uitvoerde waarmee de rijksoverheid de woningbouwverenigingen financieel verzelfstandigde. Aan de hand van ‘A Theory of Urbanity’ (1998) van de Rotterdamse socioloog en partij-ideoloog van het CDA Anton Zijderveld beschreef ik de context van die operatie: het terugveroveren van stedelijkheid die was verloren gegaan door de dominantie van de Nederlandse staat in het domein van het wonen. In deze stedelijke revolutie is dichtheid geen doel, maar een middel. Het doel is nieuwe stedelijkheid: stedelijke trots, stedelijke autonomie, burgerschap, vrijheid, zelfbeschikking.
In de loop van de twintigste eeuw had de Nederlandse staat niet alleen de volksgezondheid, de cultuur en het hoger onderwijs, maar ook de volkshuisvesting aan zich getrokken. Tot die tijd waren dit nog bevoegdheden geweest van stedelijke autoriteiten. Centralisatie van de macht en rationalisering leidden tot abstractie. Ministeries en planbureaus gingen nationaal beleid dicteren; de regering in Den Haag besliste, de Haagse technocratie eiste vooral efficiency en doelmatigheid. De ruimtelijke orde werd een zorg die staatsplanners zich gingen toe-eigenen. Vrije stedelingen werden onderdanen. De steden, schreef Zijderveld, hebben ernstig onder deze nivellering geleden. De meeste verloren na de oorlog hun ziel. De arrogantie van de staat had al in 1968 jonge burgers de straat op gejaagd. Deze culturele revolutie had later allerlei vormen van decentralisatie, deregulering en privatisering teweeg gebracht: in de ogen van Zijderveld waren ze onderdeel van een noodzakelijk proces om de steden en hun inwoners weer meer autonomie te geven. In die politieke context, beweerde ik, moet de bruteringsoperatie van Heerma worden begrepen. De rest van mijn lezing ging over wat er daarna is gebeurd. Ik zag tekens van nieuwe stedelijkheid en tegelijk een ‘Den Haag’ dat weigert macht over te dragen. Stadstaatvorming, besloot ik, is de agenda van de toekomst.
Gehoord in Parijs op 17 mei 2018:
Paris Habitat is een van de 732 woningbouwverenigingen die Frankrijk telt. Samen beheren de Franse corporaties 4,6 miljoen sociale woningen, dat is 17 procent van de totale woningvoorraad van het land. In hoofdstad Parijs gaat het om 21 procent, iets meer dus dan het Franse gemiddelde. Dit komt neer op meer dan één miljoen sociale woningen. Maar dat is nog altijd te weinig. De Parijse woningmarkt is, net als die van Londen en Amsterdam, oververhit, op de wachtlijst staan meer dan 150.000 verzoeken die niet kunnen worden gehonoreerd. Bovendien kwamen sinds 2015 liefst 35.000 migranten de stad binnen die een goedkope woning nodig hebben. Het socialistische gemeentebestuur van Parijs wil daarom dat er jaarlijks 7500 sociale woningen worden bijgebouwd. Paris Habitat krijgt forse subsidie van de gemeente, naar ik begreep zeker 3 miljard euro, want bouwen in Parijs is extreem duur. Echter, de regering Macron betaalt die meerkosten niet. Wel eist de regering dat zeker 25 procent van de woningvoorraad in elke Franse gemeente in 2025 sociaal moet zijn, maar voor Parijs treft ze geen voorzieningen. Ondertussen liep de bijdrage van de Franse regering aan de woonagenda terug van 880 miljoen euro in 2005 naar 205 miljoen in 2017. Burgemeester Anne Hidalgo (Parti Socialiste) legt daarom fors geld bij en is nog ambitieuzer dan de president: liefst 30 procent van de woningvoorraad van Parijs moet volgens haar in 2025 sociaal zijn.
Paris Habitat beheert 124.000 sociale woningen, waarvan 90 procent binnen de gemeentegrenzen, dus binnen de Parijse Périphérique. Huurders betalen 5 tot maximaal 12 euro per vierkante meter; dat is een schijntje vergeleken bij de marktprijzen die in Parijs schommelen rond de 25 euro per vierkante meter. Elk jaar geeft de grootste corporatie van Frankrijk 5.000 woningen uit aan nieuwe bewoners. Daarvan is een steeds groter deel kwetsbaar en/of armlastig; ook de gemiddelde leeftijd gaat steeds verder omhoog. De leden van het Forum voor Stedelijke Vernieuwing die het hoofdkantoor van Paris Habitat bezochten klonk het als muziek in de oren. Sommigen vonden het zelfs ouderwets riant, zeker toen ze hoorden hoe de stad Parijs met financiële middelen bijsprong. De oren gingen zelfs klapperen toen ze van het plan hoorden om 96 sociale appartementen te bouwen in het oudste warenhuis van Parijs, ook wel bekend als Samaritaine, aan de oevers van de Seine. In Frankrijk is het vraagstuk van de sociale woningvoorraad inmiddels een belangrijk politiek aandachtspunt en de verbouwing van het beroemde warenhuis staat daarvoor symbool. Maar later, tijdens ons bezoek aan Clichy-Batignolles, hoorden wij hoe de prijzen van de sociale huurwoningen en vrijesectorwoningen in dit stadsvernieuwingsgebied extreem uit elkaar gaan lopen. Dat snel groeiende verschil voelt allerminst rechtvaardig.
Gehoord op Roeterseiland Campus, Amsterdam, op 26 februari 2018:
Bron: Richard Ronald, UvA
Zuid-Korea is ongeveer even groot als Engeland. Beide landen tellen circa 50 miljoen inwoners. In Korea woont de helft daarvan in slechts twee provincies. Samen vormen die Groot-Seoul. Aan het woord is Richard Ronald, hoogleraar Housing, Society and Space aan de Universiteit van Amsterdam. Afgelopen week verzorgde Ronald een gastcollege over Seoul in het bachelorprogramma Cities in Transation. Het eerste deel van zijn college ging over de wonderbaarlijke naoorlogse groei van Seoul, het tweede over woningbouw- en huisvestingstrends in recente jaren. De economische groei van Korea na het bestand van 1953, zei hij, was nog indrukwekkender dan die van Japan. Een ‘IJzeren Driehoek’ van bedrijven, politici en bureaucraten had de leiding genomen over een groei die het Westen naar de kroon moest steken. Ronald noemde het ‘developmentalism’, naar een begrip geïntroduceerd door Chalmers Johnson (1982). Koreanen waren in de jaren bereid geweest om grote offers te brengen. Het letterlijk bouwen van steden werd de economische groeimachine van het arme land. In plaats van een welvaartsstaat te ontwikkelen en mensen een vangnet te bieden, werd een dak boven je hoofd het middel om hardwerkende gezinnen materieel te ondersteunen. Bijgevolg werd de ‘Land and Housing Corporation’ een van de grootste bedrijven van het land. Seoul groeide razendsnel en stelde alle andere Koreaanse steden in de schaduw.
Door de economische crisis stokte echter eind jaren ‘90 de groeimachine die veertig jaar daarvoor onafgebroken had gestampt. Van een indrukwekkende 10 procent jaarlijkse groei ging het ineens naar 4 à 5 procent. Niet alleen groeide de Koreaanse economie langzamer, ook was welvaartsgroei voor iedere Koreaan niet langer vanzelfsprekend. Bijgevolg ontstond er een verschil tussen rijk en arm. Maar na en door de crisis werd Zuid-Korea wel democratischer. Veel inwoners willen niet langer puur economische groei tegen elke prijs en kiezen een regering die hen alternatieven biedt. Onderwijs vinden zij belangrijker. Wonen in Seoul is erg duur, dus nieuwe vormen van sociale woningbouw doen hun intrede. Het National Rental Housing Program werd in 1998 door president Kim geïntroduceerd. Ronald wees op de immense woningproductie in het land. Elk jaar worden 80.000 nieuwe woningen opgeleverd in Seoul, in Zuid-Korea als geheel gaat het om een productie van 500.000 woningen jaarlijks. Inmiddels is 12 procent van alle woningen min of meer sociaal. Dat is veel voor een land dat dertig jaar geleden nog vrijwel geen sociale woningbouw kende. Koreanen blijken overigens te sparen in plaats van te huren. Dat systeem heet Chonsei. Voor jongeren wordt Chonsei echter onbereikbaar. Zij kiezen voor Chon-wolse, dat is een nieuwe hybride vorm van huren. Zonder immigratie, besloot Ronald zijn overzicht, zal Korea snel krimpen. Woningen, zou je zeggen, zijn er over een tijdje meer dan genoeg. Of dat ook voor Seoul zal gelden is nog maar de vraag. Ronald houdt zijn intreerede op 6 april 2018.
Gelezen in The Economist van 2 december 2017:
Mijn pleidooi om Amsterdam in omvang te verdubbelen wordt door sommigen in verband gebracht met segregatie. Is zo’n verdubbeling, vragen zij zich af, wel eerlijk en inclusief? De rijksbouwmeester durfde zelfs te beweren dat een groter Amsterdam segregatie verergert. Laten we eens het tegenovergestelde denken en aannemen dat Amsterdam niet meer mag groeien. Wedden dat de rijke bovenklasse dan wint? Neem China. Een aantal jaren geleden besloot de Chinese regering dat de hoofdstad Peking niet meer inwoners mag tellen dan 23 miljoen. Dat was slechts 1 miljoen meer dan in 2017. Prompt begonnen de hoofdstedelijke autoriteiten arme, veelal kwetsbare mensen uit hun woningen te zetten. Die laatste werden onbewoonbaar verklaard, of als brandgevaarlijk beschouwd. Men had de grond nodig voor andere zaken. Grootschalige acties in de sloppenwijken om water, gas en elektriciteit af te sluiten vormden het begin van acties van regelrechte huisuitzettingen. Eind vorig jaar berichtte het Britse zakenblad The Economist over deze brute praktijken. In ‘Life imitates nightmares’ citeert het Chinese activisten die stellen dat de afgelopen vijf jaar al zeker drie miljoen mensen op deze wijze uit de grote steden zijn verdreven.
Tijdens het laatste grote partijcongres stelde de Chinese president Xi Jinping dat sociale ongelijkheid en de kloof tussen rijk en arm de grootste vraagstukken zijn waar China op dit moment mee worstelt. Vandaar het besluit om de groei van Peking en andere megasteden te stoppen. Volgens The Economist denkt het partijkader dat vooral jonge, mannelijke migranten in de grote steden een gevaar vormen voor de stabiliteit. Hun ouders trokken in de jaren tachtig naar Shanghai, Guangzhou, Shenzhen en Beijing, ze hebben nauwelijks onderwijs genoten, hun banden met hun geboortegrond verloren en een vrouw vinden lukt ze vaak niet. Ze moeten het liefst verdwijnen. The Economist vergelijkt de situatie met de bekroonde science-fiction roman ‘Folding Beijing’ van Hao Jingfang. “As in the fictional ‘Folding Beijing’, the real city government has a maximum target size for the capital’s population.” In het boek leeft de stedelijke onderklasse alleen ’s nachts, tussen tien uur ’s avonds en zes uur ‘s ochtends. De rest van de tijd wordt ze door de autoriteiten met drugs in slaap gehouden. Hoe inclusief is dat? Amsterdam wil groeien. Rijke Amsterdammers zorgen goed voor zichzelf. Niet groeien komt neer op verdrijving. Dat wordt gentrificatie genoemd. Een regering die zijn hoofdstad verbiedt te groeien of die weigert de groei ruimhartig te faciliteren verergert juist de segregatie.
reacties