Gelezen in ‘Respect in a world of inequality’ (2003) van Richard Sennett:
Deels autobiografisch is een van de laatste boeken die de Amerikaanse socioloog Richard Sennett, docent aan de New York University en aan de London School of Economics, het licht heeft doen zien. De aanleiding tot het schrijven was de afbraak van veel van de sociale voorzieningen in de jaren ’90 in Amerika. Een van de drijfveren daarachter was het argument dat menselijk welzijn veeleer door talent wordt bepaald, dan door behoeften. Sennett beweert iets heel anders: in een wereld van grote ongelijkheid is vooral de behoefte aan wederzijds respect bepalend voor menselijk welbevinden. En respect is schaars.
Sennett illustreert die schaarste aan de hand van zijn eigen jeugd in Chicago. Daar groeide hij op in Cabrini Green, een sociaal woningbouwproject in het hart van de stad. Het project werd door planners in de jaren ’40 van de twintigste eeuw ontwikkeld met als doel om de blanke lagere en middenklasse – Italianen, Polen en Grieken – vast te houden in het deel van de stad dat tijdens en kort na de oorlog overspoeld werd door arme zwarten. Het werd een raciaal gemengde enclave die uitgroeide tot een voorbeeld van al het slechte in de sociale woningbouw – "full of drugs and guns, its lawns carpeted in broken glass and dog shit." Maar dat was later. Voor de zwarte bevolking die uit het zuiden kwam, waren de onder neutrale architectuur gebouwde woningen aanvankelijk een hele vooruitgang: "the future seemed bright". Maar voor de arme blanken was het signaal een heel andere. "Like government planners, before and since, the designers of Cabrini Green sought to remedy a large social evil in meeting that practical welfare need, using housing as a ‘tool’ for combating racial segregation." De blanke middenklasse kon hier goedkoop wonen, er was een enorm woningtekort, dus stapten ze erin – "they had become the servants of racial inclusion as imagined by a superior class."
Niemand had invloed op de architectuur of de inrichting van de omgeving. Dit was overigens met de beste bedoelingen gedaan: de omgeving symboliseerde iets nieuws en schoons, "a designer’s modernist flag". Erger was dat de mensen hun buren niet konden kiezen; dat deed de woningbouwcorporatie. En wanneer er sprake was van een incident, dan verliep de hulpverlening altijd via de politie, die de school of een hulpverleningsinstantie inschakelde – "a platoon of social workers, who descended upon the community" – maar niet de ouders of de relaties. Alle betrokkenen waren hierover telkens weer verontwaadigd: de blanken dat de autoriteiten zich met hun kinderen bemoeiden, de zwarten dat de kinderen de aandacht van de autoriteiten hadden getrokken. De hulpverleners hadden de plaats ingenomen van de ouders. Waarna Sennett concludeert: Cabrini bracht de inwoners weinig zelfrespect om twee redenen. De eerste is de vernederende afhankelijkheid van autoriteiten, die de blanken dwongen tot omgang met zwarten, een omgang die ze zelf niet aangingen; de tweede was het onthouden van controle over hun eigen leven door diezelfde autoriteiten. "It was here that they experienced that peculiar lack of respect which consists of not being seen, not being accounted as full human beings." Sennett voegt daar wijs aan toe dat de zwarten daar al eeuwen aan gewend waren. Maar de blanken niet.
Geef een reactie