Gelezen in Rooilijn 2015 nr. 1:
Het vaktijdschrift van de Amsterdamse planologen ‘Rooilijn’ opent het jaar 2015 zowaar met een themanummer over theorievorming in de Nederlandse planologie. Afgelopen week verscheen het. Met meer dan gewone belangstelling las ik het dubbelnummer. Immers, slechts eens in de twintig jaar wordt zo’n brede scan gemaakt van de Nederlandse wetenschappelijke discipline zoals beoefend in Amsterdam, Utrecht, Groningen, Nijmegen, Delft en Wageningen. Wat zijn de theoretische planningsbeginselen die aan de verschillende universiteiten worden gepraktiseerd? Vanzelfsprekend las ik eerst de verschillende literatuurlijsten. Wie haalt wie aan, wie zijn de wetenschappelijke helden? Veel eigen volk natuurlijk, maar wie verder? In Amsterdam zijn het de Amerikaanse pragmatisten en zij die schrijven over de post-suburbane periferie; in Nijmegen Brendan Gleeson en Peter Taylor; in Utrecht Logan & Molotch; in Groningen Richard Florida en Charles Landry, verder oudjes als Henri Lefebvre en H. Rittel; in Delft Esping-Andersen; in Wageningen John Friedmann en B.Tress, G.Tress & G.Fry. Veel ‘oude verzoeknummers’. Eerlijk gezegd viel het me tegen.
Opvallend veel aandacht van alle vakbroeders voor toenemende complexiteit, normativiteit en onzekerheid in de Nederlandse planningspraktijk. Veel ongemak ook. Volgens Arjen van der Burg was er bij de Haagse beleidsmakers de afgelopen jaren al weinig tot geen belangstelling meer voor theoretische planologische bijdragen; Peter Paul Witsen roept de hoogleraren op een doorbraak te forceren richting adaptieve planning en de kortademigheid van de bestuurscultuur te doorbreken; twee hoogleraren-met-emeritaat missen eigen theorieën over het disfunctioneren van de ruimtelijke orde; de redactie zelf constateert dat onderzoeksprogramma’s steeds meer nadruk leggen op snelle oplossingen voor praktijkproblemen. En ja hoor, daar is ie weer: de klacht over toenemend ‘rendementsdenken’ in academia. Ik werd er niet vrolijk van. Kennelijk is er iets grondig mis met de vakdiscipline. Dit nummer lijkt mij aanleiding om de alarmklok te luiden. Er wordt gewoon teveel geklaagd. Trouwens, al die aandacht voor de post-suburbane periferie is echt iets uit het verleden. Grootstedelijkheid versus krimp vergt nu alle aandacht.
Geef een reactie