Gelezen in ‘P.J.H.Cuypers en het gotisch rationalisme’ (2010) van Aart Oxenaar:
De Gemäldegalerie in Dresden bezocht. Heb me daar vergaapt aan de schitterende Rembrandts die er op de bovenste verdieping hangen. Ook werd ik getroffen door de Gemäldegalerie zelf, een schepping van Gottfried Semper. Een overrompelend gebouw. Vanaf het Theaterplatz bereik je de ingang van de galerie via een poort die toegang geeft tot het grote binnenplein van het barokke Zwinger van architect Poppelman. Ter weerszijden zitten grote deuren waarlangs je de kaartverkoop kunt bereiken. De poort deed me denken aan die van het Rijksmuseum. Ook die is openbaar, verschaft toegang tot het Museumplein en ter weerszijden vind je de entrees van het museum. Wie schetst mijn verbazing toen ik bij terugkomst in Amsterdam in de kranten las dat de nieuwe directeur van het Rijksmuseum de discussie heropent en de poort van het museum aan het Museumplein afsnog wil afsluiten (‘Het Rijksmuseum. Daar fiets je voor om!’).
Nieuwsgierig naar het verband tussen de schepping van Cuypers in Amsterdam en die van Semper in Dresden, sloeg ik het proefschrift van Aart Oxenaar nog maar eens op. Het ontwerp van de Gemäldegalerie dateert van 1839-1855, die van het Rijksmuseum van twintig jaar later. Oxenaar schrijft dat de poort onder het Rijksmuseum ook toen al als een probleem werd gezien. Ze was afgedwongen door de gemeente Amsterdam, die een groot deel van de kosten van het museum (een ton plus de schilderijen) moest dragen en die een toegang vanuit de stad naar de museumterreinen alleszins logisch vond. Stedenbouwkundige van gemeentezijde was Kalff. “De poort met de doorgang naar de museumterreinen nam op de begane grond de plaats in van de middenas met entree, vestibule en centraal trappenhuis, gebruikelijk bij dit type gebouwen. Door de zuinigheid van de gemeente Amsterdam moesten het binnengaan, de ontvangst van de bezoekers en de opgang naar de verdiepingen dus anders georganiseerd worden,” aldus Oxenaar. Ook toen al, voegt hij eraan toe, gingen geluiden op om de onderdoorgang te schrappen. Anderen zagen de poort juist als een bewijs voor de terugkeer van het besef dat een gebouw “onderdeel moet zijn van het levende organisme van de stad”. In een ingezonden brief in het Algemeen Handelsblad noemde Alberdingh Thijm bijvoorbeeld het “een gelukkige gedachte van de gemeente Amsterdam het Muzeüm tot een hartader, een levenskanaal onzer burgerij te verheffen, door het met een vorstelijke doorrid te begiftigen.” Oxenaar schrijft daarop dat Cuypers goed bekend was met hoe Semper twintig jaar eerder had geworsteld met de plaats van de hal en de opgang naar de verdieping in de Gemäldegalerie in Dresden. “Cuypers loste dit nuchter op.” Nog altijd is de onderdoorgang van de Gemäldegalerie een openbaar toegankelijke passage in de stad. Die van het Rijksmuseum dreigt afgesloten te worden.
Geef een reactie