Gelezen in Bericht aan de rattenkoning (1966) van Harry Mulisch:
Vanmorgen langs Zorgvlied gefietst. Dreigende luchten. Roeiboten op de Amstel. Alle straten in de omgeving waren afgezet. Ineens begreep ik het. Harry Mulisch wordt vandaag begraven. Het feit herinnerde me aan al die gedenkstukken in de kranten in de afgelopen week. Wat me daarin opviel was de typering van de schrijver Mulisch als chroniqueur van Amsterdam enerzijds en sympathisant van Geert Wilders anderzijds. Helemaal rijmen kon ik het niet. Tot ik vandaag ‘Bericht aan de rattenkoning’ opnieuw las. Het boek, verschenen in 1966, behandelt de geschiedenis van Amsterdam in de periode 1965-1966. Het valt bijna uit elkaar van jeugdige overmoed, energie en opstandigheid. Eén ding is zeker, de revolutie was in die dagen niet ver uit de buurt. Mikpunt van alle Amsterdamse oproer was het regentendom, de rechterlijke macht, de politie en burgemeester Van Hal in de eerste plaats. Mulisch eindigt zijn bericht aldus: “De politieke restauratie van na 1945, toen het regentendom in het Militair Gezag zijn gevaarlijkste gezicht liet zien, kraakt in alle voegen en staat op instorten. De regenten hebben niets geleerd; zij proberen tijd te winnen en doen of hun neus bloedt. Maar hun neus bloedt. Misschien bloedt het er eindelijk uit, dat paternalistische heimwee naar betere tijden, zodat eindelijk een nuchter en bescheiden bestuursapparaat mogelijk wordt, dat haar plaats weet in de huishouding. Wij hebben onderhand genoeg van die diktatoriale huishoudster, die het gezin terroriseert en geen pottekijkers in de keuken wenst. Wij zijn van plan er een woonkeuken van te maken.”
Met Wilders zag Mulisch waarschijnlijk een einde komen aan het bloeden. Vijftig jaar na dato dan toch de gewenste revolutie. Wilders, moet hij hebben hebben gedacht, zal de regenten en hun overheidsapparaat eindelijk klein krijgen en het land tenslotte inrichten als een woonkeuken. Wij gaan het meemaken, de grote schrijver helaas niet meer.
Geef een reactie