Institutions in action

Gelezen in ‘The Routledge Handbook of Institutions and Planning in Action (2018):

Afbeeldingsresultaat voor routledge handbook of institutions and planning in action

Vorig jaar nam Willem Salet afscheid als hoogleraar Planologie aan de Universiteit van Amsterdam. Er was een internationaal symposium en inmiddels is er ook een boek: The Routledge Handbook of Institutions and Planning in Action. Het is een stevige pil geworden, met liefst 25 wetenschappelijke bijdragen,verkoopprijs 165 Engelse pond. Salet is de redacteur van het geheel, de openingsbijdrage is van zijn hand. Het is een glashelder betoog en voor planologen beslist de moeite waard om te lezen. Het schema op bladzijde 13 vormt daarin de kern. Het verdeelt de wereld van de planologie in twee kampen: het pragmatistische en het institutionele, beide hebben hun eigen filosofische wortels. Het pragmatisme is instrumenteel en oplossingsgericht; institutionele planning daarentegen is normatief, geeft geen oplossingen maar biedt spelregels voor het handelen. De socioloog Salet zelf behoort tot het institutionele kamp, laat dat duidelijk zijn. Hem valt op dat het pragmatisme terrein wint, ten koste van de institutionele planning. Dat bevalt hem niet. Simpele middel-doelredeneringen waarin belangenuitwisseling tussen de belangrijkste stakeholders plaatsvindt, zegt hij, zijn gevaarlijk als ze niet worden ingebed in instituties die gekenmerkt worden door een normatieve inslag die in de loop der jaren is opgebouwd. Het ene kan niet zonder het andere. Het boek blijkt een zoektocht naar wederzijdse bevruchting.

Ik vermoed dat ik als planoloog ben ingedeeld in het kamp van de pragmatisten. Zeker als ik het schema op bladzijde 13 bekijk moet ik toegeven dat ik, als ik gedwongen werd te kiezen, me daar nog het meeste thuis voel. Wat niet wil zeggen dat ik de institutionele wereld niet belangrijk vind; sterker, ik heb er 35 jaar op alle niveaus in gewerkt. Dat is precies de zwakte van deze denkbeeldige disciplinaire scheiding, die misschien wel een schijntegenstelling is, een intellectuele poging om greep op het veelkoppige monster te krijgen. Als ik de overige bijdragen lees kom ik al snel tot de conclusie dat de distinctie niet altijd verhelderend werkt. Laten we zeggen dat de planologische wetenschap gekenmerkt wordt door een bonte verscheidenheid, wat een voordeel is maar ook een handicap. Zelf denk ik dat elke planoloog zich terdege bewust is van de complexiteit van de wereld waarin hij of zij verkeert. Voor een groot deel bestaat die uit instituties die na de tweede wereldoorlog zijn opgebouwd. Misschien was de planologische wetenschap in het verleden wel teveel op het institutionele gericht en werd de planning zelf te technocratisch. Het prettige van het pragmatisme is dat het communicatief is, experimenteert en zijn legitimatie vindt in concrete actie.  Denk aan pragmatisten als Jane Jacobs, Richard Sennett. Zou de planologie de slag richting pragmatisme hebben gemist, dan was ze allang van de aardbodem verdwenen. De levendigheid in het planologische debat vind ik juist een verademing. Moeten wij ons nu zorgen maken?


Posted

in

by

Comments

Geef een reactie

Your email address will not be published. Required fields are marked *