Vlucht uit het kapitalisme

Gezien in het Van Goghmuseum te Amsterdam op 4 januari 2019:

 Afbeeldingsresultaat voor kaart reis gauguin parijs panama martinique

Bij de ingang van de tentoonstelling in het Van Goghmuseum te Amsterdam, begin dit jaar, was een reusachtige kaart te zien van de bootreis die Paul Gauguin en Charles Laval in 1887 maakten van Parijs via Panama naar het eiland Martinique. Er verscheen zelfs een atlas bij de tentoonstelling. Tot dan had ik geen idee waar Martinique ligt. Het ligt in de Cariben. De beide Franse schilders ontvluchtten het decadente Parijs, namen een stoomboot, op zoek naar tropische natuur en naar een primitieve samenleving. Wat ze aantroffen was een Frans-koloniale samenleving van grote suikerplantages rond de hoofdstad Saint Pierre; Saint-Pierre werd ook wel ‘het Parijs van de Cariben’ genoemd – een stad waar Franse artiesten graag kwamen overnachten in luxueuze hotels. Hoezo primitief? Maar de berooide Gauguin en Laval streken zuidelijker neer, aan een strand, waar ze vier maanden lang in een verlaten slavenhut verbleven. In de armoede zochten en vonden ze het paradijs, net zoals de Amerikaanse schrijver Henri David Thoreau dertig jaar eerder in zijn hut aan Walden Pond het paradijs meende te vinden. Gauguin echter werd al snel ziek en moest naar Europa worden gerepatrieerd. Een vriend stuurde hem geld. Zo kon hij de terugreis betalen. Best een treurig verhaal eigenlijk. Daar terug in Parijs ontmoette hij trouwens Vincent van Gogh.

Stel je voor dat Gauguin niet voortijdig naar Parijs was teruggekeerd, dan had hij Van Gogh helemaal nooit ontmoet. Want Van Gogh – ook een armoedzaaier – bleef zeker niet lang in Parijs. Als snel vertrok de Nederlandse schilder naar Zuid-Frankrijk, op zoek naar het exotische Japanse landschap met zijn heldere licht en kleuren, waar hij als kwartiermaker dacht te fungeren voor een te stichten sekte onder leiding van de ‘boeddhistische monnik’ Gauguin. Wat bewoog deze getalenteerde mensen om Parijs de rug toe te keren? Was het decadentie? Nee, het was anders. Erg mooi vond ik het schilderij ‘Coming and Going’. Het toont een landschap met een grote boom waar herders en hun geiten beschutting tegen de zon zoeken en waar vrouwelijke sjouwers zich een weg banen over smalle paadjes. Het landschap oogt idyllisch, als een arboretum, de boom lijkt zelfs boeddhistisch. Je ziet Nirwana. Gauguin hield het schilderij zijn hele leven bij zich. Daarna kwam het in het bezit van een Britse adellijke familie die het uitsluitend voor zichzelf hield. Pas na 1979 is het voor het publiek te bewonderen. Ik denk dat Gauguin vluchtte voor de moderniteit en dat hij in het primitieve van Martinique de zuiverheid zocht die in het industriële kapitalisme verloren was gegaan. Van 1873 t0t 1896 verkeerde de westerse wereld in een economische crisis die volgde op een periode van extreme groei. Iedereen was pessimistisch. Dit kwam nooit meer goed. Maar de cruciale ontmoeting tussen Gauguin en Van Gogh vond plaats in de Franse metropool, in het hart van het industriële kapitalisme. Hoeveel zou ‘Coming and Going’ nu waard zijn?


Posted

in

by

Comments

Geef een reactie

Your email address will not be published. Required fields are marked *