Dutch miracle

Gelezen in de Volkskrant van 18 november 2009:

Chris van Veen is overleden. In de Volkskrant wordt hij neergezet als de ‘man van historisch akkoord’. Bedoeld wordt het Akkoord van Wassenaar, gesloten in november 1982, dus op de kop af 27 jaar geleden, tussen werkgevers en werknemers. Het waren economisch slechte tijden, toen. Het akkoord behelsde afspraken over loonmatiging, arbeidsduurverkorting en winstherstel die zouden gelden tot november 1986. Wassenaar draagt de titel van het akkoord omdat chris van Veen in Wassenaar woonde. In zijn werkkamer werd het akkoord gesloten. Tijdens de onderhandelingen serveerde de vrouw van Van Veen thee, na afloop dronken ze een glas wijn. Soberheid troef dus.

Later werd dit akkoord historisch verklaard. Nog steeds beschouwt de Volkskrant het akkoord als ‘een keerpunt in de ontwikkeling’. Waarom? "Op papier is de tekst weinigzeggend. Het ging erom elkaars intenties te begrijpen." Een kwestie van polderen dus, niets meer en niets minder. Waarom dan toch een keerpunt? "In de jaren na het akkoord bloeide de economie langzaam op." Vreemd. Het lijkt me een verklaring voor economisch herstel die typerend is voor economen met hun macro-economische modellen. Je zet de arbeidskosten vast, de winst herstelt zich en er wordt weer nieuwe werkgelegenheid gecreëerd.

Er is een veel waarschijnlijker verklaring voor het langzame economische herstel van eind jaren tachtig, begin jaren negentig. Dat is: onze steden gingen weer groeien. De oorzaak daarvan was niet gelegen in centrale afspraken tussen werkgevers en werknemers, maar in de introductie van de Onroerend Zaak Belasting, de OZB, in 1970. Doel ervan was om het belastinggebied van gemeenten te verruimen. Omdat de invoering ervan op basis van vrijwilligheid gebeurde, duurde het nog tot 1980 voordat alle gemeenten deze belasting gingen heffen. Daarnaast besloot het kabinet Van Agt-Wiegel tot decentralisatie. Met de Decentralisatienot van 1980 wordt een begin gemaakt met het bevorderen van de financiële onafhankelijkheid van gemeenten door het grote aantal specifieke uitkeringen (in 1980: 522 uitkeringen!) te saneren. Hierdoor werd de bewegingsvrijheid van gemeenten hersteld. Het leidde, inderdaad langzaam, tot nieuw elan, met veel plannenmakerij in de steden. Geleidelijk werd er weer geïnvesteerd in de openbare ruimte, in stadsparken, in de herontwikkeling van verlaten haven- en industrieterreinen, kortom in de verbreding van de agenda van de stadsvernieuwing tot ‘stedelijke vernieuwing’. Overigens, al die lokale plannenmakerij werd eind jaren tachtig verzameld en gebundeld in de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening (VINO) van 1988. Die agendeerde de stedelijke revitalisering ook op rijksniveau, zij het zonder daarvoor geld beschikbaar te stellen. Alleen de Rijksgebouwendienst sloot zich bij de VINEX aan en investeerde substantieel in stedelijke gebieden. Ondertussen begonnen de moeizame onderhandelingen tussen het Rijk en de provincies over de woningproductie-aantallen in de jaren negentig. Dat schoot natuurlijk niet op.

Ondertussen groeiden de steden gewoon verder. De stedelijke opbloei kreeg jaren negentig een extra boost door de verkoop van gemeentelijke energiebedrijven. Nog weer later waren er de aardgasbaten van het Rijk, maar die gingen naar de HSL-Zuid, de Betuwelijn en de Mainports, niet naar de steden. Trouwens, ze verwateren al snel door de interdepartementale strijd in de Haagse burelen.

Nee, het was de OZB die de steden vooruitstuwde. Al dat lokaal gegenereerde geld werd door de steden zelf ìn de steden geïnvesteerd. Zo groeiden de stedelijke economieën van Nederland. Niet het Akkoord van Wassenaar was historisch. Economen begrijpen dat niet. Zij denken niet ruimtelijk. En het past niet in hun modellen.


Posted

in

by

Comments

Geef een reactie

Your email address will not be published. Required fields are marked *