Gehoord in Hotel The Grand op 12 november 2009:
Peter Sloterdijk was gisteravond te gast bij het Forum voor Stedelijke Vernieuwing. Een twintigtal genodigden sprak met de Duitse filosoof in Hotel The Grand in Amsterdam. Als bestuurslid van het Forum was ik erbij. Na een betoog van drie kwartier konden de gasten, een voor een, vragen stellen, waarna Sloterdijk alle vragen beantwoordde in één vloeiend betoog. Onderwerp: de stad, of beter: het immuunsysteem stad, gebouwd door mensen.
Sloterdijk begon met Athene, althans de bloeitijd van de Griekse stad in de oudheid die duurde tot aan de Peleponesische oorlog. Daarna weidde hij uit over Rome. Ten slotte sprak hij over Babylon. Mooi was de democratie in Athene: de herderlijke idylle van eros die neerdaalde uit de bergen en die transformeerde, via warlords die de democratie gebruikten om gemotiveerde burgers bij de oorlogsvoering te betrekken, in een subtiel stelsel van checks and balances, met diners waaraan naast de aristocratie iedereen mocht aanzitten, en waarbij al te groot talent de stad uit werd gejaagd, want aan genieën had men geen behoefte (het zogenaamde ostracisme). Tijdens de oorlog (413-404 vC) verdween dit hele democratische systeem. Daarna was het de tijd van Rome. Het imperium Rome was het resultaat van Alexander de Grote, die in Perzië het imperiale stelsel leerde kennen en die dit stelsel implementeerde in de Romeinse stad. Opmerkelijk hoe de Romeinen het landleven idealiseerden en hoe de stedelijke elite steeds een buitenhuis had. Babylon was anders. Dat was een stad van God, bevolkt door hogepriesters en slaven, met robuuste muren omringd. Die muren werden steeds dikker en dikker, tot ze wel 26 meter breed waren geworden. Zulke muren dienden niet meer de veiligheid, maar moesten ontzag wekken voor de goden.
Daarna mochten we vragen stellen. Die varieerden enorm, want zo verschillend zijn dus mensen; ze horen hetzelfde verhaal, maar ze reageren allemaal totaal verschillend. Sloterdijk zat er niet mee. Als een filosofische rapper beantwoordde hij alle vragen in zijn zangerige Duits. Prachtig hoe hij de stad typeerde, verspilling was de kern. "Die realistische Stadt ist im Grunde genommen eine tote Stadt. (…) Die Stadt ist ein Ort, an dem eine wohltemperierte Unvernunft praktesiert.Die Stadt bedeutet Verschwendung." Als we hier in deze ruimte allemaal spaarlampjes gaan ophangen, dan kunnen we de stad wel opdoeken!, veogde hij er nog aan toe. Hij refereerde bovendien aan burgemeester Giuliani die na de ramp van 9/11 de New Yorkers opriep om vooral te blijven winkelen. "Go shopping!" De stad was één groot parasitair systeem, verspilling en complexiteit horen bij de stad, het willen ordenen van de stad is een illusie – dan sterft hij, dan gaat hij dood. Mensen die denken dat we door eendrachtig samenwerken de stad in toom kunnen houden hebben het mis.
We eindigden bij de crisis. Het was alsof we de ondergang van onze steden vreesden. Na Athene, Rome en Babylon zullen ook de Europese steden in elkaar storten, zoiets. Sloterdijk sloot het niet uit. De moderne stad was een vreemd, onnatuurlijk immuunsysteem. Tegen welke risico’s moest hij ons verzekeren? Welk gevaar liepen wij eigenlijk? Op die vragen ging niemand in. Of toch. Sloterdijk bezag de kredietcrisis uitsluitend binnen het domein van het goedkope geld. De bankiers waren in dat opzicht criminelen. Maar even eerder had hij gerefereerd aan het failliet van de landbouw en het moderne voedselsysteem. Toen waren we heel dicht bij het antwoord.
Geef een reactie