Gelezen in Foreign Policy, september/oktober 2010:
Gekocht op het vliegveld: de nieuwste Foreign Policy, gewijd aan de metropool. Eerder schreef ik al over de bijdrage van Parag Khanna. Nu lees ik het artikel van Joel Kotkin, dat zo mogelijk nog beter is. Je vraagt je af waarom de redactie van De Groene Amsterdammer niet Kotkin’s artikel heeft gepubliceerd, en in plaats daarvan de voorkeur gaf aan opname van Khanna’s bijdrage in het laatste nummer. Kotkin, afkomstig uit New York en tegenwoordig woonachtig in Los Angeles, is niet trendy, dat moet het zijn. Hij heeft een boodschap die velen op dit moment liever niet horen. Hij predikt namelijk suburbanisatie en decentralisatie van de wereldbevolking in niet al te grote steden. Van Richard Florida moet hij niets hebben. Die schaart hij onder de ‘new urban utopians’. De oude wijze man gelooft ook niet dat in 2050 misschien wel zeventig procent van de wereldbevolking in steden zal leven. Wenselijk vindt hij het in ieder geval niet. “It’s far less clear whether the extreme centralization and concentration advocated by these new urban utopians is inevitable – and it’s not at all clear that it’s desirable.” Veel van ‘s werelds grootste steden, merkt hij op, zitten gevangen in relatief krimpende economieën – Londen, Los Angeles, New York, Tokio. Alle kampen met groeiende inkomensongelijkheid en vertrek van de middenklasse. “The new age of the megacity might well be an era of unparalleled human congestion and gross inequality.” Daarom probeert hij een paar mythes te ontmaskeren.
Zo gelooft hij niet dat een hoge dichtheid duurzaam is. Ook weerspreekt hij de stelling dat een hele grote stad beter zou zijn dan vele kleinere steden. “With the exception of Los Angeles, New York and Tokyo, most cities of 10 million or more are relatively poor, with a low standard of living and little strategic influence. The cities that do have influence, modern infrastructure, and relatively high per capita income, by contrast, are often wealthy small cities like Abu Dhabi or hard-charging up-and-comers such as Singapore.” Voor de goede orde, Singapore telt vijf miljoen inwoners. Echt klein is die stad dus niet. Maar inderdaad, op de in hetzelfde blad gepubliceerde Global Cities Index staan veel kleinere steden op een verrassend hoge plaats: Brussel op 11 (zou qua bevolkingsaantal niet hoger dan 54 moeten scoren), San Francisco op 12 (even groot als Amsterdam), Washington op 13 (zou 42 moeten zijn), Berlijn op 16, Madrid, Wenen en Boston op de plaatsen 17, 18 en 19. Kotkin roept bij zijn lezers oude plannersidealen in herinnering om grote steden leefbaar te maken en refereert daarbij aan de tuinstadidealen van Ebenezer Howard op het eind van de negentiende eeuw. Vervolgens wijst hij op Nederland. “More recently, a network of smaller cities in the Netherlands has helped create a smartly distributed national economy. Amsterdam, for example, has low-density areas between its core and its corporate centers. It has kept the great Dutch city both livable and competitive.” Op de Global Cities Index staat Amsterdam op plaats 29. Had Amsterdam 16 miljoen inwoners geteld, dan had Kotkin gelijk gehad. Maar had Amsterdam niet 750.000 maar 2 miljoen inwoners geteld, dan stond ze nu in de top tien. Denk ik.
Geef een reactie