Gelezen in ‘Planning as Persuasive Storytelling’ (2003) van James Throgmorton:
Afgelopen week moesten mijn studenten (tweedejaars bachelor Planologie op de UvA) een artikel van Jim Throgmorton lezen. Throgmorton is emeritus hoogleraar Ruimtelijke planning aan de University of Iowa, Verenigde Staten. Zijn artikel gaat over de ontvangst van een boek uit 1996, waarin hij ruimtelijke planning beschreef als ‘op een overtuigende manier toekomstverhalen vertellen’. Toen zijn boek verscheen werd hij door collega-academici amper serieus genomen. Verhaaltjes vertellen? Dat zou toch al te eenvoudig zijn. Het gaat in ons vakgebied om waarheidsvinding. En planning is in de eerste plaats een strijd om macht, niet om verhalen vertellen. En wat te denken van de enorme krachten van globalisering, maatschappelijke ongelijkheid, armoede, dat zijn toch contexten die veel belangrijker zijn dan lokale verhalen van gewone planners? Maar Throgmorton hield vol. Zeven jaar later schreef hij een artikel in ‘Planning Theory’ waarin hij zijn critici van repliek diende. Ik vind zijn boek nog steeds een van de helderste theoretische werken in mijn vakgebied en dat artikel uit 2003 is glashelder. Dat laatste moesten mijn studenten dus lezen.
Het aspect van toekomstverhalen vertellen, aldus Throgmorton, wordt binnen de discipline sterk ondergewaardeerd. In ‘Planning as Persuasive Storytelling in a Global Scale Web of Relations’ (Planning Theory 2003 Vol 2 (2): 125-151) laat hij zien dat modernistische planners liefst heroïsche verhalen vertellen: verhalen die doordrongen zijn van een diep vooruitgangsgeloof. Modernistische planners vertellen het ‘officiële verhaal’ waarin de planners helden zijn die de draken van de irrationaliteit verslaan. Die heldenepossen vind je ook in Nederland, rond de Tweede en de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening en bij grote projecten zoals de Kop van Zuid. Daartegenover stelt Throgmorton ruimtelijke planning die wordt gevoed door alledaagse verhalen van gewone stervelingen. Van deze in buurten en wijken verankerde ‘common urban narratives’ kunnen planners veel leren, net zoals ze van gewone praktijkverhalen van collega-planners veel zouden kunnen opsteken. Dat amalgaam van talrijke kleine levensverhalen, schrijft hij, weerspiegelt eerder de complexiteit dan de heroïsche verhalen van de modernistische planners. Bovendien ontroeren ze. Ze stellen planners in staat om te spreken over angst, woede, cynisme en hoop, en al die andere politieke hartstochten die nu eenmaal horen bij het vak van ruimtelijke planning. Als planners slechts verhalen vertellen, vertellen ze dan geen leugens? Feiten, aldus Throgmorton, zijn minder belangrijk dan hun interpretaties. “To ask about meaning and persuasiveness rather than truth is to shift attention from technical accuracy to a combination of accuracy and normative evaluation.”
Geef een reactie