Gelezen in ‘Verleden van Nederland’ van Geert Mak, Jan Bank, Piet de Rooy, René van Stipriaan (2008):
Interessant om te lezen hoe de economische crisis van 1929 – ‘de ineenstorting van Wall Street’ – hier te lande destijds werd ontvangen. Die crisis verscheen als een donkere wolk uit het niets. Maar aanvankelijk juichte het welvarende Nederland, dat in de jaren twintig vooral feest vierde in de steden omdat het flink profiteerde van de vrede van 1918. Voor de overwegend christelijke bevolking was dat een zondig leven, dus ‘black tuesday’ werd door haar vooral gezien als een afrekening met de ergste zondaars. "Men zag het als een gezonde schok voor de wereldeconomie."
Voor Nederland was er vooral één probleem: de boeren helpen. Want de toestand in de akkerbouw verslechterde snel. In die sector werkten veel landarbeiders. En die waren nogal tot het ‘rode’ geneigd. De boeren zelf waren juist ultrarechts georiënteerd en hadden veelal weinig op met de democratie. "In overheidskringen vreesde men zelfs voor de ondergang van hele streken." Om de leegloop van het platteland te keren werd er flink geld in de akkerbouw gepompt: 200 miljoen gulden per jaar. Op het overige werd er door de regering juist stevig bezuinigd. De gevolgen hiervan kennen we: het werkte economisch averechts.
Maar voor de Nederlandse steden was het beleid zo mogelijk nog erger. Hun economie kreeg evenzeer een gevoelige klap: niet alleen de industrie klapte in elkaar, het spenderen in de steden was ineens voorbij. En wat de auteurs van ‘Verleden van Nederland’ niet vermelden is dat door de akkerbouwsubsidies de Nederlands bevolking inderdaad, zoals beoogd, werd vastgehouden op het platteland en dus niet de steden ging versterken. Natuurlijk, een leger werkloze landarbeiders naar de toch al geplaagde Randstad trekkend was destijds geen aanlokkelijk perspectief. Maar of het alternatief nou verstandig was, kunnen we achteraf evenzeer betwijfelen. De werkgelegenheid in de landbouw zou alleen maar verder afnemen. Dus na de Tweede Wereldoorlog moest deze verspreide, overwegend agrarische bevolking ook nog eens door een kostbaar industrialisatiebeleid van werk worden voorzien. Het resultaat van dit alles is een uitermate gespreid verstedelijkingspatroon. Bovendien, echte grote steden zijn er in dit land niet gekomen. Voor de postindustriële creatieve economie is dat geen gunstige uitgangspositie. En het is, achteraf, ook niet duurzaam.
Geef een reactie