Fel realistisch

Gehoord in de Tolhuistuin op 12 oktober 2009:

Het werd een vrolijke avond. Sterker, ik heb zelden zo gelachen. Ditmaal trad de Dienst Infrastructuur, Verkeer en Vervoer op als gastheer in de Vrijstaat. Ze deed dat met verve. Het was, zoals Iris van Scheppingen zei, een creatieve máár realistische avond, daarmee impliciet commentaar leverend op het motto van de Vrijstaat: ‘dromen over de stad’. Realistisch dromen dus.

Onderwerp was ‘de autoluwe stad’. Veel hoefde daarover niet gedroomd te worden, want de gedroomde autoluwe stad was al gerealiseerd, zo bleek. De twee ontwerpbureaus die DIVV had ingeschakeld, hadden hapsnap mensen geënqueteerd en waren eensluidend tot de slotsom gekomen dat de inwoners van Amsterdam de auto wel voldoende uit het straatbeeld teruggedrongen vonden en dat ze niet zaten te wachten op nog minder bewegingsruimte voor hun auto in Amsterdam. Toen avondvoorzitter Maarten Voster bij handopsteking vroeg hoe het met de zaal zat, bleek maar een enkeling de auto te gebruiken in de twee straten die de avond voorwerp van studie waren: de Van Woustraat en de Weteringschans-Frederiksplein. Massaal gebruikte men de fiets. Autoluw dus.

Fel realistisch ook. En toch werd er gedroomd. Voor de Van Woustraat had bureau B+B in opdracht van DIVV een nieuwe inrichting ontwikkeld waarbij het deel tussen de Lutmastraat en de Ceintuurbaan een dertig kilometerzone was geworden. Overal waar zijstraten op de Van Wou uitkwamen waren pleintjes gemaakt, met ruimte voor bomen en terrassen. Parkeren van de auto kon alleen op bepaalde tijden, op de stoep. De stoep zelf was aanzienlijk verbreed. De tram reed net als in de Leidsestraat op één spoor in de middenbaan. Mooi.

Het andere bureau, DS landschapsarchitecten, had over het oude bolwerk van de Weteringschans een groene route gemaakt, deel uitmakend van een Groene Ring om de binnenstad. De parken van het Weteringcircuit en het Frederiksplein waren verbonden door lommerrijke fietsroutes. Het Frederiksplein was aan het Westeinde tot een rotonde gevormd en het autoverkeer ging niet langer voor DNB langs, maar moest, net als ten tijde van het Paleis voor Volksvlijt, langs de randen van het plein rijden; de fietsers en de tram daarentegen konden nog altijd rechtstreeks richting Sarphatiestraat. In de vele tramhaltes rond het Frederiksplein had men gesnoeid; zo bleef er één halte over vóór DNB, met zicht op de mooie fontein, alwaar men zich een uitspanning had gedacht. Ook mooi.

De pret zat hem in de wijze waarop Maarten Voster de zaal betrok in de discussie. Eerst mochten we alleen maar goede dingen over de ontwerpen zeggen, vervolgens moesten we de ontwerpen nog mooier maken; daarna moesten we de nadelen opsommen, en tenslotte moesten we ons gevoel laten spreken. Zelden hoorde ik een groot gezelschap zoveel plezier met elkaar maken over een onderwerp waarover burgers zich zo kunnen opwinden. Stel je voor dat de beide stadsdelen – Oud-Zuid en Centrum – de twee straatontwerpen in de inspraak hadden gebracht die avond, dan was de Tolhuistuin te klein geweest. Nu was er een open gesprek mogelijk over de inrichting van stadsstraten en konden alle voor- en nadelen van autoluwe oplossingen met alle betrokkenen, met humor, worden besproken. DIVV heeft daarmee een hele mooie bijdrage geleverd aan de Vrijstaat. Zo’n avond, daarvan kun je alleen maar dromen.


Posted

in

by

Comments

Geef een reactie

Your email address will not be published. Required fields are marked *