Gezien in het Amsterdam Museum op 8 maart 2015:
Tot 2 augustus 2015 is de tentoonstelling ‘De IJzeren Eeuw’ te zien in het Amsterdam Museum in de Kalverstraat. Kort na de opening ging ik er kijken. De eerste zaal is veelbelovend: aan de linkerkant hangen kleurrijke negentiende eeuwse schilderijen die vooral terugverwijzen, aan de rechterkant zwart-wit fotografie die de nieuwste bruggen, stations, spoorlijnen en ingenieurswerken tonen. Daarna volgen de stoommachines, de eerste fabrieken, de afscheiding van België, het onderwerpen van de koloniën. Volgens de bijgevoegde teksten is de aanleg van het Suezkanaal in 1870 de aanleiding voor de Nederlandse regering om in ons land ook echt iets te gaan ondernemen: het graven van het Noordzeekanaal en de Nieuwe Waterweg. Amsterdam volgt schoorvoetend. De urbanisatie van Nederland is volgens de samenstellers niet de motor van de economische ontwikkeling, maar het gevolg van een doortastend optredende rijksoverheid. Dat lijkt mij een ernstige misvatting. De prachtige schilderijen van Breitner van Amsterdam rond de eeuwwisseling moeten dit beeld als het ware bevestigen. Het is Thorbecke die Amsterdam uit zijn winterslaap kust. Werkelijk?
Neem de aanleg van de eerste drinkwaterleiding naar Amsterdam. Dat was een privaat initiatief van Van Lennep, gericht op de stad Amsterdam. Daarover is alleen een filmpje te zien. Maar wat ik vooral in de tentoonstelling mis, die overigens prachtig is, is het Paleis voor Volksvlijt van Samuel Sarphati. Van dat bouwwerk, stammend uit 1863, hangt alleen een klein schilderij. Dat had natuurlijk een flink schaalmodel moeten zijn. Nu lijkt het alsof de Nederlandse regering het voortouw nam in de nationale economische ontwikkeling. Daarmee bevestigen de makers nog steeds het oude beeld dat de natie-staat ons tot nieuwe voorspoed bracht. Niets is minder waar. In 1840 werden de eerste stoomlocomotieven in Amsterdam geproduceerd. Ook het eerste stoomschip stamde uit die tijd. Amsterdam spiegelde zich aan Parijs, Wenen en Londen, maar kon die vergelijking natuurlijk slecht doorstaan. Het miste een koning, die liever in Den Haag verbleef, en het kreeg daarvoor in de plaats een omvangrijk lompenproletariaat dat het verarmende platteland ontvluchtte en in de fabrieken in de hoofdstad op zoek ging naar werk. En met succes. De eerste spoorwegen waren stedelijke initiatieven, geen rijks-bemoeienissen. Dat kwam pas later. Nee, de makers van deze tentoonstelling durven het nog steeds niet aan om steden aan de basis van de economische opbloei te leggen.
Geef een reactie