Gelezen in Vanity Fair van mei 2014:
Deze week, amper drie uur terug uit New York, gaf ik mijn eerste college ‘Cities in Transition’ aan de UvA. Kon niet mooier. In New York, vertelde ik de studenten, waren me twee dingen het meeste opgevallen: de vele Spaanstalige opschriften enerzijds en de vele ranke, extreem hoge torens in aanbouw anderzijds. Eerst het Spaans. In korte tijd verandert de Big Apple in een Spaanstalige – nou oké, tweetalige – enclave; het aantal Hispanics groeit er opvallend snel. In Queens bijvoorbeeld zag ik hele grote Mexicaanse en Zuid-Amerikaanse gemeenschappen van arme migranten, meest verzameld in parken en buurten, in afwachting van iets. Ook de metro zat er vol mee. Ze zijn hier nieuw, ze zijn arm en ze komen met hele gezinnen tegelijk. Hun werklust spat ervan af. Opnieuw verandert New York ingrijpend door een influx van imposante migrantengemeenschappen. Het andere dat me opviel waren de vele nieuwe torens. Dan hebben we het over Manhattan, om precies te zijn het gebied ten zuiden van Central Park, ter hoogte van 57 Street. Ook dit verschijnsel is nieuw: ranke woontorens, sommige nog hoger dan Empire State Building, elke verdieping bestaande uit niet meer dan een of twee appartementen. Ze worden gebouwd voor de ‘’happy few’’, nee ‘the filthy rich’, afkomstig uit de hele wereld. Extreem rijk ontmoet extreem arm in New York.
In Vanity Fair las ik een artikel over de nieuwste golf bizar ranke hoogbouw op Manhattan. In ‘Too Rich, Too Thin, Too Tall?’ concentreert alle aandacht zich op het nieuwste werk van de architect Rafael Vignoly. Hij ontwierp een woontoren aan Park Avenue waarvan het penthouse op de 96ste verdieping is verkocht aan een anonieme koper voor liefst 95 miljoen dollar. De ranke, extreem hoge toren telt in totaal slechts 104 appartementen. Prijs per vierkante voet: 11.500 dollar. In de omgeving verrijzen meer van dit soort dure torens. De hoogste opent dit jaar: One57. Architect: Christian de Portzamparc. Meer starchitects ontwerpen nu hun eigen duurste supertower in dezelfde buurt: Frank Gehry, Richard Meier, Jaques Herzog and Pierre de Meuron, Jean Nouvel en Robert Stern. Wie dacht dat de starchitects in de crisis verdwenen waren heeft het dus goed mis. Echter, de gebouwen bestaan hoofdzakelijk uit glas. De rijken kopen in de eerste plaats uitzicht, en de náám van een beroemd architect, niet zijn architectuur. Binnenkort bestaat de hele skyline ten zuiden van Central Park hoofdzakelijk uit naalden: een stekelig bos dat zijn schaduw werpt over het duurste stukje aarde, in bezit genomen door de allerrijksten die, kampend met een permanente jetlag, op reis zijn tussen hun appartementen in Shanghai, Sao Paulo, Dubai, Londen en de Big Apple. Ik vertelde het de studenten. Dit is wat ze me vroegen: gaat dit goed? Kan dit wel naast elkaar bestaan?
Geef een reactie