Gelezen in ‘Retracking America’ (1973) van John Friedmann:
Eind mei op uitnodiging van Prof. Jan Zielonka een gastcollege gegeven op Oxford University over governance in het digitale en circulaire tijdperk. Hoe kan het dat een stad als Amsterdam zo voorop loopt binnen Europa als het gaat om circulariteit, innovatie en digitale connectiviteit? Mijn lezing had als titel ‘The City as Playground’. Mijn invalshoek was die van de tegencultuur. Amsterdam kent een hele krachtige tegencultuur die inmiddels in de lokale institutionele wereld op tal van sleutelposities is doorgedrongen. Het waardensysteem van de tegencultuur is die van duurzaamheid, delen, creëren, spelen, innoveren, alles sociaal en inclusief. Van technologie is ze niet vies, maar bij haar is het allemaal spel, ernstig spel, het gaat haar niet om het winnen. Waar de tegencultuur is doorgedrongen in de gemeente ziet men broedplaatsenbeleid, tijdelijk gebruik van gebouwen, vrije vormen van gebiedsontwikkeling, spannende pilots, gewaagde experimenten. Waar ze in de universiteiten de ruimte krijgt, zijn onderwijs en onderzoek speels geworden, open, vernieuwend, experimenteel, vrolijk. En waar ze het bedrijfsleven infecteert, ontwikkelen ondernemers spannende nieuwe producten en diensten die maatschappelijk veel kunnen betekenen. Het mainstream worden van de tegencultuur in organisaties als de Amsterdam Economic Board is bepalend voor het succes van Amsterdam aan het begin van de eenentwintigste eeuw.
De Amerikaanse planoloog John Friedmann (1926-2017) heeft in ‘Retracking America’ (1973) het waardenstelsel van de tegencultuur treffend getypeerd. De tegencultuur, schreef hij, was een reactie op het zakelijke modernisme van de naoorlogse jaren, dat dacht vanuit schaarste, met één dominante cultuur die opereerde binnen een mechanistische sociale orde waarin iedereen zijn of haar vaste plek had. De tegencultuur brak daarmee. Twee waarden stonden bij haar voorop: “1. find the way back to the discovery of the Self, 2. Build up new forms of the collective life.” Met dat eerste duidde ze aan dat je je hart niet moet afsluiten van je verstand, dat je geloofwaardig moet zijn en gecommitteerd aan de zaak, dat al je acties sporen met wat je zegt, dat je werkt aan de tekortkomingen van de samenleving, dat je je overtuigingen niet moet opleggen aan anderen, maar ook dat je niks doet wat indruist tegen je eigen inzichten, en vooral dat je leert van anderen. Met het tweede waarde doelde Friedmann op het creëren van op het individu gerichte instituties, het vermijden van grootschaligheid, het werken in kleine teams, het versterken van niet-hiërarchische relaties, het beperken van bureaucratie. Het actief deelnemen aan de besluitvorming die je leven vormgeeft en het bewust niet deelnemen aan praktijken die je niet begrijpt of waar je niet in gelooft, ze typeren het waardensysteem van de tegencultuur. Wees vrij en voel je verantwoordelijk. Zo’n waardenstelsel, meende Friedmann, past het beste bij een toekomstige samenleving die door overvloed wordt getypeerd.
Geef een reactie