Gelezen in ‘Twenty minutes in Manhattan’ (2009) van Michael Sorkin:
Michael Sorkin is een liefhebber van gedachte-experimenten. Wanneer hij het oversteken van Canal Street op Manhattan tot probleem verklaart – de straat wordt gebruikt door zwaar autoverkeer tussen de Holland Tunnel en de Manhattan Bridge, dwars over Lower Manhattan – zoekt hij eerst oplossingen in Wenen, waar hij ook een tijdje heeft gewoond. Anders dan de New Yorkers wachten de Weners netjes tot het voetgangerslicht op groen springt en steken dan pas over. Echt helpen zal het in New York niet doen, erkent Sorkin, want de lichten staan bij Canal Street voor voetgangers ongunstig afgesteld. Vervolgens omarmt hij het Indiase model, waarbij verkeerssoorten niet worden gescheiden en een enorme drukte op straat uitmondt in een massale trage beweging, ook die van auto’s. Het zou maar zo kunnen dat uiteindelijk iedereen zich hierdoor sneller door de stad verplaatst, mijmert hij, waarop hij nota bene de onlangs geleden overleden Nederlandse ingenieur Hans Monderman aanroept (van wiens recente overlijden hij op de hoogte blijkt!), die in een aantal experimenten vrijwel alle verkeersborden uit het Drachtense straatbeeld verwijderde, waardoor iedereen met iedereen rekening hield en er een rustig en veilig straatverkeer ontstond. "Success is predicated on slowness, deference and vigilance rather than by a system of policed controls." Dergelijke systemen waarbij iedereen zich langzaam door de stad beweegt, hebben duidelijk de voorkeur van Sorkin; ze zijn veilig en gezond en laten fietsers, skaters en iedereen die zich op wieltjes voortbeweegt vrijelijk toe tot de openbare ruimte. Sorkin noemt ze, heel fraai, ‘body-favoring systems of movement’.
Voor Canal Street vormen ze echter geen oplossing. Dat probleem kan alleen radicaal worden aangepakt. Waarna Sorkin alle vondsten opnoemt die in het verleden voor de infrastructuur in kwestie zijn bedacht: tunnels, corridors, lineaire structuren waarbij infrastructuur en bebouwing geheel zijn versmolten, de meeste refererend aan "the aestheticized gigantism of the megastructural academy". Hij kan ze wel waarderen, die betonnen architecturen. "The idea of the megastructure – with its diffuse ideology and narrow range of formal preferences – reached high water in the 1960s and ’70s with a run of academic buildings, hospitals and housing projects that combined then-fashionable brutalist and mechanicalist taste with linear, celular organization." De mooiste vindt hij nog die van Le Corbusier voor Algiers uit 1933: een snelweg langs de kust waarop één groot betonnen bouwwerk van veertien verdiepingen is gedacht, goed voor 180.000 inwoners. Hoewel ze geen van alle ooit gebouwd zijn, hebben ze wel enorme invloed op het denken over de stad in de twintigste eeuw gehad. "The idea of the all-at-once distinguishes these projects from a history that extends back for millenia." Traditionele steden en architecturen zijn de uitkomst van generaties gedachtenvorming over vorm, inhoud en cultuur. Ze zijn daardoor goed aanpasbaar gebleken en in staat om heel verschillende activiteiten die we met stedelijkheid associëren een plek te bieden. Zeker, steden kunnen snel worden gebouwd – hier noemt Sorkin Sint Petersburg, Brooklyn en Miami Beach, echter: "The problem of de megastructure is not its extent but its subversion of choice and the cruelties it visits on fragile but indispensable social and spatial ecologies." Het is alsof Sorkin het wel jammer vindt, kind als hij is van de jaren ’60.
Geef een reactie