Gehoord in Moskou op 24 april 2012:
The Moscow Competition dus. Een van de interessantste voorstellen kwam van het Moskouse architectenbureau Ostozhenka. Dat gelooft dat Moskou een minder monocentrische structuur bezit dan velen denken. Het hele netwerk van kleine historische vissersdorpen heeft de tijd gewoon goed weten te doorstaan dankzij het forenzentreinenstelsel. De stad heeft zelfs een harmonieuze structuur, maar die “is now very broken.” De rivieroevers liggen er ronduit beroerd bij. “The city has slackened in social and cultural terms. It has no clear shape.” Het probleem is eerder dit: “So much is left barren and abandoned.” Twintig procent van Moskou wordt niet gebruikt. “What do we do with all those empty spots?” Door alle verlaten terreinen over de matrix van spoorlijnen te projecteren komt Ostozhenka tot haar gedroomde strategie: “to take the opportunity of old infrastructures and abandoned areas.” Moskou, aldus Ostozhenka, is een vrouwelijke stad. Zeker, ze is dichtbebouwd, maar er is genoeg ruimte voor vrije busbanen en tramsporen. De oplossing van het bureau is pragmatisch. “Use capacity where capacity is.”
De volgende dag was ik te gast bij the Institute for the Masterplan of Moscow. Daar werken meer dan 6000 ambtenaren dagelijks aan de miljoenenmetropool. Ik woonde een vergadering bij waar collega’s elkaar proberen te helpen. Eén voerde het woord, de anderen luisterden aandachtig. Iemand bediende de powerpoint. De rest keek naar het scherm, als waren zij allen chirurgen. De meesten waren vrouwen. De spreekster gebruikte de laserpen zo veelvuldig, dat deze tot tweemaal toe weigerde. We zagen uitsluitend technische tekeningen. Behandeld werd een stuk grond ter grootte van zeker viermaal de NDSM-werf in Amsterdam-Noord. Op het terrein stond blijkbaar een fabriek van de Russian Atomic Agency. De planners hadden het vermoeden dat er nauwelijks nog iets in die fabriek werd geproduceerd. Het enorme terrein, ingeklemd tussen een snelweg en bundels spoorweginfrastructuur, leek precies op wat Ostozhenka de dag tevoren als kans had gezien: ideaal om Moskou mee te verdichten. Alleen, wat in de fabriek gebeurde bleek uiterst geheim, de grond mogelijk ernstig vervuild, de contacten met de stad, begreep ik, moeizaam. “Hoe pak je zoiets aan?”, vroeg de voorzitter vertwijfeld. Ik antwoordde, de zaal ernstig rondkijkend, dat men het planningsrepertoire moest verbreden, op andere manieren communiceren, en vooral moed houden. “Plans are nothing, planning is everything.” Wat moet je in zo’n situatie met een internationaal gelabeld masterplan?
Geef een reactie