Vernietigd universum

Gelezen in De tijd van de wereld. Beschaving, economie en kapitalisme (1979) van Fernand Braudel:

Vandaag gesproken bij de Dienst Zuidas. Over de toekomst van de Zuidas. We maakten een inschatting wat het nieuwe kabinet met de Zuidas zou willen. Ik vertelde over het nieuwe regeerakkoord. Dat predikt een ouderwets soort kapitalistische opvatting van economie – een soort Kamer van Koophandel-kapitalisme: veel infrastructuur en verder vooral geld voor een paar sterke economische clusters. Niet slecht voor een dokmodel. Maar wat Amsterdam in werkelijkheid met de Zuidas te bieden heeft staat er ver vanaf. Hoezo economie? Vanavond lees ik in Braudel’s meesterwerk over het kapitalisme. Het dateert van 1979 – het verscheen midden in de vorige crisis. De discussie was op dat moment of het kapitalisme zal overleven. Braudel dacht van wel. Maar hij wijst erop dat met het woord ‘kapitalisme’ steeds meer alleen de bovenste etages van het economische bouwwerk worden bedoeld: de grote monopolisten. “Zo verdween in de laatste twintig jaar voor de crisis van de jaren zeventig in New York, dat toen de belangrijkste industriestad ter wereld was, het ene na het andere vaak minder dan twintig werknemers tellende bedrijfje dat de industriële en commerciële ruggegraat van de stad vormde – de enorme confectiesector, de honderden drukkerijtjes, de talrijke levensmiddelenfabrieken, een behoorlijk aantal werknemers, kortom een werkelijk op concurrentie ingestelde wereld waar de eenheden met elkaar botsen maar elkaar ook steunden. De ontwrichting van New York is het resultaat van de uitschakeling van deze duizenden bedrijfjes die gisteren nog in de stad alles maakten en in voorraad hadden wat het hart van de consument kon begeren. De grote ondernemingen hebben dit universum vernietigd ten gunste van grote productie-eenheden buiten de stad.”

Braudel wijst in zijn meesterwerk op het bestaan van de vergeten onderkant van de economie. Daar is nog altijd een min of meer dikke laag te vinden van kleine, onafhankelijke bedrijfjes. “Men zegt wel dat de grote ondernemingen de kleine bedrijfjes tolereren en niet willen opslokken. Wat een mildheid! Op dezelfde schaal dacht Stendhal dat de grote steden in het zo wrede Italië van de renaissance uit de goedheid hunner harten de minder grote hadden gespaard. Ik heb gezegd (en daarin heb ik waarschijnlijk gelijk) dat de grote steden niet hadden kunnen leven zonder kleintjes ter hunner dienste.” De schuld voor het ontstaan van het grootbedrijf, zegt hij, ligt vooral bij de overheid: “Europese landen hebben sinds de tweede wereldoorlog een politiek gevoerd die er bewust op gericht was, net als in New York, het kleinbedrijf te elimineren dat als een overblijfsel en een teken van economische achterstand werd beschouwd. De staat heeft monopolies geschapen, zoals de Electricité de France, die er nu van beschuldigd wordt een staat in de staat te zijn en de opkomst van bepaalde soorten nieuwe energie te verhinderen. Bovendien zijn het de grote bedrijven uit de particuliere sector die met voorrang kredieten en hulp ontvangen van de staat terwijl de banken op bevel van hogerhand het krediet aan de kleinere ondernemingen terugschroeven die daarmee veroordeeld zijn tot vegeteren of verdwijnen.” Wat een inzicht, wat een voorzienendheid!


Posted

in

by

Comments

Geef een reactie

Your email address will not be published. Required fields are marked *