Gezien in Belgrado op 26 oktober 2013:
De informele nederzetting die we bezochten bevond zich in het zuidoosten van Belgrado. Zo’n vijftienduizend mensen hadden er illegaal hun eigen huis gebouwd, ze waren verstoken van publieke infrastructuur als scholen, parken, sport en medische voorzieningen. Het patroon is als dat van de zogenaamde ‘gecekondu’s’ in Istanboel: informele steden op heuvels rond de Turkse metropool waar migranten uit de provincie neerstrijken, alle bestaande uit dicht opeengepakte zelfgebouwde huizen. Ook in Belgrado is dit tegenwoordig de dominante verstedelijkingsvorm. Aan de overkant had het gemeentelijke grondbedrijf haastig een al even grote wijk uit de grond gestampt, overwegend bestaande uit hoogbouwflats, maar ook daar ontbraken de voorzieningen en de architectuur was er veel poverder dan aan deze kant van het dal. Later die dag bezochten we andere plekken waar overheidsinmenging schitterde door afwezigheid en waar zelfredzaamheid van burgers domineerde. Het betrof een co-working space in de prostitutiezone nabij het station, een creatieve uitgaanszone achter het station aan het water en een participatief kunstproject op een oude boot op de rivier, daar even verderop.
Alle projecten betroffen burgerinitiatieven: de creatieve co-working space werd gesponsord door het lokale bedrijfsleven en probeerde gentrification in de verwaarloosde buurt op gang te brengen, de uitgaanszone was afgedwongen – of eigenlijk bezet – en uiteindelijk tijdelijk aan een groep creatieven uitgegeven, in afwachting van de grote transformatie na de verplaatsing van het kopstation, het kunstproject was van de Sloveense kunstenares Marjetica Potrc die op de geleende boot in de buurt een zomer lang participatieve evenementen organiseerde. Het viel me op dat de lokale overheid bij al deze initiatieven ontbrak en eigenlijk ook node werd gemist. Die was vooral bezig met het grote en kostbare infrastructurele project van de verplaatsing van het kopstation en beloofde haar burgers op termijn een soort Dubai aan de Donau. Ondertussen gebeurde er niets. Geen van de mensen die wij spraken geloofde in dat sprookje. Wanja, die ons rondleidde en met wie we die middag lunchten, haalde op een gegeven moment de koning van Nederland aan. Had die zijn landgenoten niet een ‘participatiesamenleving’ in het vooruitzicht gesteld? Dat leek hem veel beter.
Geef een reactie