Gelezen in ‘De middellandman’ (2017) van Nico Haasbroek:
Bron: Tate Britain
Hoe ziet armoede er tegenwoordig uit? Afgelopen week zocht ik naar de zelfkant van de samenleving tijdens mijn bezoek aan Londen. Zelf woon ik in een arme buurt in Amsterdam, aan de zuidkant van de Pijp. Eerder schreef ik over de Rotterdamse journalist Nico Haasbroek. In ‘De middellandman’ onderzocht ook Haasbroek armoede en eenzaamheid in zijn eigen buurt. Dat viel niet mee. Dat moeizame beeld herken ik. Toen Nico de New York-Londense sociologe Saskia Sassen rondleidde door Middelland zag ook zij geen armoede op straat. Arme mensen schamen zich, concludeerde Nico. Sterker, het is een taboethema. Waarna hij zijn tanden zette in het onderwerp. Zo sprak hij met armoedeonderzoekers van de Erasmus Universiteit, een wijkagent, de medewerkers van een koffiehuis. Ze vertelden hem dat hij op de gordijnen moest letten. Hangen er dekens of hangt er niets, dan is het raak. Armoedestrategieën, leerde hij, zijn bezuinigen, delen, slim gebruik maken van regels en instanties, meedraaien in de informele economie. Van een verkoper van straatkranten begreep hij dat een bedelaar misschien veel geld bij elkaar bedelt en weinig kosten maakt terwijl iemand met een enorme hypotheekschuld diepongelukkig kan zijn. Armoede is relatief, concludeerde Nico. En dan is er de wijkagent.
Ze kunnen overal zitten, zegt de wijkagent. Van hem leert Nico dat je veel moet lopen. Alleen op straat leer je de armoede kennen. Ook leert hij over het trekken van grenzen. Een politieman moet soepel en tactisch reageren, maar ook net iets scherper zijn dan de jongens in de buurt. Zwart-wit denken helpt niet. “Ik ga als agent nooit te ver. Het blijft altijd bij bijna.” Die uitspraak vond ik treffend. Volgens de wijkagent is Middelland ‘soms een donkere wolk maar wel met gouden randjes’. Bewoners houden verslaafden in de gaten, hulpverleners werken in sociale teams aan notoire probleemgevallen, de wijkagent is lid van tal van beheerplatforms in de wijk. De sociale cohesie in Middelland, stelt Haasbroek vast, is redelijk goed, dat komt doordat de mensen er redelijk mixen, de problemen vallen mee, er zijn nog sporen van een drugsprobleem, maar die lossen op. Problematisch zijn vooral opgroeiende kinderen van alleenstaande moeders. Zijn uitgebreide armoedeverslag deed me denken aan de schitterende tentoonstelling die ik afgelopen week zag in Londen. In ‘All too human. Bacon, Freud and a Century of Painting Life’ in de Tate Britain stuitte ik op een generatie schilders de menselijke figuur schilderden in zijn alledaagse omgeving. “Embracing the visual and tactile qualities of paint, these artists set out to explore what it is that makes us human.” Bij het zien van al die schilderijen viel me weer eens op hoe ongelooflijk arm het naoorlogse Londen was.
Geef een reactie