Gelezen in de Volkskrant van 25 januari 2010:
Vandaag hadden we een boeiende bespreking van deel 1 van ‘Creative Metropoles’, een internationaal vergelijkend onderzoek naar stedelijk beleid voor de culturele en creatieve industrie in elf Europese steden, waaronder Amsterdam. Het is, althans voor mij, altijd weer moeilijk om in dit soort kwesties in algemeenheden te spreken. De parallellen met ouderwets industriebeleid en traditioneel economisch stimuleringsbeleid zijn voor de hand liggend en snel gemaakt, maar ze zijn volstrekt ongepast. Dat we niet met een traditionele economische tak van sport te maken hebben, moet toch duidelijk zijn. Maar steeds weer begaat iedereen weer dezelfde fout. Een groot deel van het gesprek ging dan ook over legitimering van het beleid en de noodzaak de omvang van de ‘sector’, de toegevoegde waarde en de betekenis voor de onderkant van de arbeidsmarkt aan te geven. Vergeefse moeite allemaal. Als je de betekenis ervan niet begrijpt, helpt geen lieve moeder je.
Neem het voorbeeld van Jan Taminiau. Taminiau is modeontwerper, die gericht is op maatwerk. Zijn bedrijfje bestaat, naast hemzelf, uit drie mensen. Daarnaast is hij voor het naaiwerk afhankelijk van freelance specialisten. Voor een show is het extra druk; dan zitten zeker acht vrouwen in zijn kantoor gebogen over borduurramen, want bijna ieder stuk uit de nieuwe collectie wordt versierd met pailletten. Vorig jaar verkocht hij dertig outfits, hoofdzakelijk avondjurken en zakenpakjes. Dat is niet veel. Maar ondertussen toont hij zijn collectie wel in Parijs, tijdens de coutureweek, alweer voor de vijfde keer, en draagt prinses Maxima zijn kleding. Zijn bedrijfpand dateert uit 1601 en staat op de Amsterdamse Wallen. Hij trok erin dankzij Red Light Fashion, de actie van de gemeente Amsterdam om vrijkomende wallenpanden als gevolg van de schoonmaakacties tijdelijk aan ondernemers in de culturele en creatieve industrie te verhuren. Met succes. Inmiddels heeft Taminiau het pand officieel gehuurd. "Mijn klanten vinden het geen probleem om hier te komen," laat hij in de Volkskrant weten. Zo’n jonge topondernemer werkt nu vanuit Amsterdam, op de Wallen, mede dankzij een onorthodoxe huisvestingsactie van de gemeente. Zo’n type beleid onttrekt zich aan elke officiële categorie, maar werkt uitstekend. Het bedrijf is klein, maar het werk is arbeidsintensief, met een zeer hoge toegevoegde waarde. Zijn aanwezigheid straalt af op Amsterdam en doet de stad internationaal stijgen in aanzien. En dat alles dankzij een bescheiden inspanning van de gemeente. Legitimering overbodig, zou ik zeggen. Of toch maar niet doen?
Geef een reactie