Gehoord op 18 maart 2013 in CREA te Amsterdam:
De laatste spreker in de serie Amsterdam Lezingen was niemand minder dan Marita Mathijsen. De emeritus-hoogleraar Nederlandse taal- en letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam sprak voor een volle zaal over Jacob van Lennep in het negentiende eeuwse Amsterdam. Dat alles onder de noemer ‘Amsterdam kennisstad’. Op eigen kosten, vertelde ze, had de romanschrijver een drinkwaterleiding door Britse ingenieurs laten aanleggen van Heemstede, waar zijn familie een buiten had, naar de Haarlemmerpoort in Amsterdam. Voor een cent per emmer konden de inwoners van de hoofdstad daar jarenlang schoon drinkwater uit de duinen kopen, de Jordanezen, die het dichtste bij de kraan woonden, in de eerste plaats. Tot dan werd drinkwater nog uit de Vecht in schepen aangevoerd en in waterbakken ondergronds bewaard. Nog bij de aanleg van de metro in 1978 was men op zo’n enorme waterbak gestuit. Deze praktijken waren allesbehalve hygiënisch en de reputatie van Amsterdam was op dat vlak ook allerminst gunstig. Napoleon had nog bevolen een waterleiding naar de Vechtplassen aan te leggen, zo vies vond hij het Amsterdamse drinkwater. Het zou nog twintig jaar duren voordat iedere Amsterdammer aansluiting kreeg op het waterleidingnet, maar aan Van Lennep is te danken dat er in 1851 een begin werd gemaakt met het aanleggen ervan, die er zelfs geld voor leende in Engeland. Drie jaar later was alle vijfentwintig kilometer buizen gelegd. Door het schone duinwater bleef Amsterdam tijdens de cholera-epidemie van 1866, waaraan liefst 23.000 Nederlanders stierven, relatief gespaard. Daarna zou de overheid de verantwoordelijkheid van Van Lennep’s ‘Duinwater Vereeniging’ overnemen. Nog steeds hanteert Waternet voor haar leidingen Engelse maten.
Mathijsen wees erop dat het vooral schrijvers waren geweest die in de negentiende eeuw sociale misstanden aan de kaak stelden. In dat verband noemde ze Pieter Jan Heije, Piet Paaltjens, Jacob van Lennep, Multatuli. Dikwijls waren zij tevens dominee, politicus of arts. Zo beschreef Multatuli in zijn Max Havelaar de onrechtvaardigheden in Nederlandsch-Indië en Piet Paaltjens dichtte over de wantoestanden in Schiedam, waar de jeneverstokerijen de aanleg van een drinkwaterleidingnet lange tijd verhinderden. Van Lennep zelf was een van de eersten die de Amsterdamse volkswijken introkken en de schrijnende toestanden aldaar noteerden. Dat soort schrijverspraktijken zag je ook in het buitenland. Als voorbeeld noemde Mathijsen Victor Hugo in Parijs en iemand in de zaal herinnerde aan ‘De negerhut van Oom Tom’ van Harriet Beecher Stowe. Mathijsens verklaring hiervoor klonk aannemelijk: schrijvers beschrijven in hun poëzie of fictie de werkelijkheid, doen er ook onderzoek naar en kunnen in hun verhalen mensen diep ontroeren en daarmee mobiliseren. Dat doen schrijvers tegenwoordig nog steeds. Maar wat Van Lennep deed was uitzonderlijk. Hij die standbeelden regelde voor Vondel en Rembrandt, verdient nu zelf een standbeeld. Iemand in de zaal verzekerde dat dat standbeeld er ook zou komen. Op het Haarlemmerplein. Het was een mooie avond.
Geef een reactie