Gelezen in ‘Jongens, maak het maar mooi’ (2016) van Max van den Berg:
De problemen in de Amsterdamse binnenstad zijn groot. Binnen de Singelgracht wordt bijna niet meer gewoond, sommige delen zijn tot regelrechte no-go areas verworden. Drugshandel, criminaliteit, verkrotting en ernstige vervuiling bedreigen de centrumfunctie van de historische kern van de hoofdstad van het land. Amsterdam schaamt zich. Vooruitlopend op de gemeenteraadsverkiezingen van 1982 richt burgemeester Ed van Thijn een Adviesgroep Binnenstad in met vertegenwoordigers uit bedrijfsleven, universiteit, kunst- en cultuursector, vakbonden en bewonersorganisaties. Zij schrijven een rapport. Na de verkiezingen wordt binnen het nieuwe college de burgemeester aangewezen als bestuurlijk coördinator van een ‘Aanpak voor de binnenstad’. Van Thijn vraagt Max van den Berg, eerder directielid van de Dienst Ruimtelijk Ordening maar inmiddels werkzaam op het stadhuis, om de rol op zich te nemen van ambtelijk coördinator. Onder zijn aanvoering wordt een klein team op het stadhuis geformeerd dat steeds met de burgemeester overlegt. Daarnaast komt er een Werkgroep Binnenstad, waarin 35 vertegenwoordigers van de meest betrokken diensten zitting nemen. Bovendien laat Van den Berg zich adviseren door een werkgroep Juridisch Beheer die helpt “af en toe totaal verknoopte formele situaties te ontwarren en in beweging te brengen.” Opvallend is de informele sfeer; met de burgemeester wordt veel gelachen. Coördinator Van den Berg weet zich omringd door een “enthousiaste groep, zonder macht, maar met de wil problemen op te lossen en tot daden te komen, wat bijna steeds lukt.” Is er een visie op de toekomst van de binnenstad? Nee, er zijn alleen actievoorstellen. De binnenstad moet worden gered.
Aan het woord is Van den Berg, die in 2015 terugblikte op zijn ambtelijke carrière in Amsterdam en daar een boek over publiceerde. Centraal in de strategie die de burgemeester en hij na 1982 ontwikkelen, staat ‘herstel van vertrouwen’. Daarvoor is ‘openheid’ een eerste vereiste, en ook ‘flexibiliteit’. “Ons doel is simpel: Verbeter het imago van Amsterdam en maak de binnenstad mooi en schoon.” Wat opvalt in de aanpak die uiteindelijk gekozen wordt is de nadruk op het wonen: het stegenplan, het wonen-boven-winkels-plan, het gatenplan, het herstelplan voor de Zeedijk, de voltooiing van de stadsvernieuwing op de Eilanden, in de Jordaan, de Nieuwmarktbuurt. In 1981 wonen er nog maar 53.000 mensen in de Amsterdamse binnenstad. Vier jaar later zijn dat er weer 57.000; ondertussen staan er plannen gereed die het totaal zullen brengen op 60.000. Maar dat niet alleen. Vanaf 1985 worden de inspanningen ook gericht op hoger onderwijs in de binnenstad met drie clusters van liefst 39 hbo-instellingen en een universiteit. En ook cultuur, kunst en toerisme krijgen een impuls, met initiatieven voor tal van nieuwe accommodaties. Het werd in die vroege jaren ‘80 allemaal bedacht en in werking gezet. Dertig jaar later wonen er meer dan 86.000 Amsterdammers in de binnenstad; hun aantal neemt verder toe, tot 91.500 in 2040. Bijna evenveel jongeren studeren er. Het bedrijfsleven floreert. Het aantal toeristen groeit explosief. De binnenstad, inmiddels bijna te mooi, dreigt te bezwijken onder haar enorme succes. In 2018 werd ze door Elsevier Weekblad uitgeroepen tot beste binnenstad van Nederland. Tegelijk broeit het en gist het. Het wordt te druk. De prijzen gaan sky high. Amsterdammers keren zich af. Anno 2019 moet de binnenstad opnieuw worden gered.
Geef een reactie