Gelezen in ‘Building and Dwelling’ (2018) van Richard Sennett:
Zoals zo vaak in zijn boeken schakelt de Brits-Amerikaanse socioloog Richard Sennett in het vorig jaar verschenen ‘Building and Dwelling’ moeiteloos tussen de oudheid en het heden. Veel veranderd is er in zijn ogen niet. Een binnenstad is per definitie een agora. De begrippen ‘agora’, ‘pnyx’ en ‘gymnasium’ hanteert hij dan ook graag als hij komt te spreken over hoe vijf open vormen het ontwerp voor de binnenstad kunnen dynamiseren. In de binnenstad, schrijft hij, gaat het over mensenmenigten. In de agora bewegen die menigten synchroon, in de pnyx opeenvolgend. In de pnyx – het theater -verzamelen de burgers zich om naar politieke redevoeringen en voorstellingen te luisteren. Naar het ‘gymnasium’ vluchten ze voor de rust. Want in de agora is het druk en kan iedereen vrij bewegen, ook al is de ruimte met name bedoeld voor de erkende burgers van de stad in kwestie. In de antieke Griekse steden was dat niet meer dan twintig procent van de bevolking, de rest was slaaf, vrouw of vreemde. “By strolling from group to group, a person could find out what was happening in the city and discuss it.” In de open ruimte van de agora werden vrije burgers zelfs uitgenodigd om aan politiek, cultuur, nieuwsgaring en rechtspraak deel te nemen. Men liep rechtop, gezwind, en als men stilhield had men oogcontact met vreemden.
Synchrone ruimten als de agora zijn volgens Sennett veel moeilijker te ontwerpen dan opeenvolgende. Die eerste zouden vooral uitnodigend moeten zijn. Maar hoe doe je dat? Het probleem is dat wanneer er teveel stimulansen zijn, mensen gedesoriënteerd raken. Dan trekken burgers zich terug. Maar bij te weinig is er weer geen stimulans. Dus om te profiteren van voldoende stimulansen zonder de burgers te verwarren, is het zaak dat de ruimte van de agora voldoende oriëntatiepunten bevat en ook voldoende stimulansen, maar ook weer niet teveel. Het betoog deed me denken aan het Mr. Visserplein in Amsterdam. Het plein ligt dicht bij de gecombineerde Stopera, maar wordt hiervan afgesneden door het drukke IJtunneltracé. Bovenop het plein ligt een koperen deksel dat een ondergrondse speeltuin aan het oog onttrekt. Die ligt daar in een restant van een oude half afgedekte tunnel. Een wankel tramspoor voert dwars door het deksel over de holle ruimte heen. Bezoeker die het Waterlooplein verlaten en in de richting van de Plantage bewegen kijken hier doorgaans verdwaasd om zich heen en keren dan weer om richting Jodenbree en Wallen. Burgers fietsen of rijden gehaast aan het plein voorbij. Noem het desoriënterend: een verwarrend pleinachtig ensemble, af en toe opgeschrikt door het denderende geluid van een tram die over het dak van de kinderspeelplaats rolt, een stadhuisomgeving onwaardig. Bepaald géén voorbeeld van een agora.
Geef een reactie