Gezien in Metz op zondag 12 augustus:
Metz is een garnizoensstad in het noordoosten van Frankrijk. Haar ligging was altijd strategisch met het oog op de nabijheid van aartsvijand Duitsland. De Franse historicus Fernand Braudel heeft er ooit fraai over geschreven. Die strategische ligging is onlangs opnieuw uitgebuit door de bouw van een filiaal van Centre Beaubourg uit Parijs: Centre Beaubourg Metz. Het cultuurpaleis, naar een ontwerp van de Japanse architect Shigeru Ban, ligt tegen het spoor aan, vlakbij het station, waar de TGV-treinen van Parijs naar Frankfurt halteren. Vanuit Luxemburg, Brussel, Basel en Frankfurt ben je zodoende in een mum in Metz. Echter, in Metz viel tot voor kort geen klap te beleven. Nu wel, want sinds kort is er wereldkunst te zien die je vroeger alleen in Parijs, Londen of Amsterdam kon bewonderen. Maar Metz zelf hoef je niet in. Het museum is een halte in het Europese netwerk van hogesnelheidstreinen, net als het winkelcentrum van Lille op het knooppunt van TGV-lijnen.
We waren in Centre Beaubourg Metz op de terugweg van onze vakantie en zagen er grote werken van Sol LeWitt en een grote tentoonstelling over de avant garde van 1917. Het was er druk, de entree, de liften en de trappen konden de dagjesmensen niet aan. De brandweer hield toezicht op de dosering van de mensenstromen. Door de grote ramen van het museum keken we op het bescheiden provincieplaatsje. Aanvankelijk hadden we overwogen om in Metz te overnachten, maar een rondrit door het stadje na het museumbezoek genas ons van dat hele idee. Alle straten lagen open, de openbare ruimte kreeg, met het oog op de komst van het museum, overal een flinke beurt. Het stadje werd aangepast aan de komst van het nieuwe museum. Een diner op een plein kwam neer op een toeristenmenu. Het geheel deed me denken aan Groningen, Maastricht en al die andere stadjes en steden in Europa waar musea de lokale economie een impuls moeten geven. Het verdienmodel deed me bijna ouderwets aan. Eén kaartje in de tentoonstelling trof me in dat verband. Het toonde de ‘geografie van de avant garde’. Te zien waren de plekken in Europa waar rond 1917 nieuwe kunststromingen ontstonden. Ze waren op de vingers van één hand te tellen: Parijs, Londen, Berlijn, Barcelona en Amsterdam. Andere steden scoorden alleen op exposities, op het vertonen van kunst. Zo is het nog steeds.
Geef een reactie