Gelezen in ‘Smart about Cities’ (2014) van Maarten Hajer en Ton Dassen:
Vorige week een masterclass gegeven aan veertien internationale studenten uit het Amsterdam Excellence Scholarship-programma van de UvA en zeven excellente studenten uit verschillende masterprogramma’s binnen Nederland. Onderwerp: ‘Smart Cities’. Drie uur lang spraken we over het onderwerp aan de hand van het recent verschenen boek van het Planbureau voor de Leefomgeving, i.c. het essay van Maarten Hajer. In ‘On Being Smart about Cities’ stelt de directeur van het Planbureau voor de Leefomgeving dat het vertoog over slimme steden tot nu toe a-historisch is en zich weinig gevoelig toont voor sociale context waarin steden zich ontwikkelen. Technologische preoccupatie staat een bredere, meer vruchtbare benadering in de weg. Steden moeten economische groei combineren met ambitieuze duurzaamheidsdoelen die per saldo zullen leiden tot beduidend minder energie- en grondstoffengebruik. Juist een meer historische en gedragswetenschappelijke aanpak is hard nodig om te overleven.
Doordat de studenten uit alle studierichtingen behalve geografie en planning afkomstig waren konden we het onderwerp onbevooroordeeld bespreken. Moeiteloos schakelden we tussen fundamentele vragen als ‘wanneer en hoe veranderen wij ons gedrag?’ naar ‘hoe intelligent zijn steden?’ Tussendoor ging het over: ‘welke invloed heeft onze omgeving op ons gedrag?’ en ‘wat is het verschil tussen ons aanpassen en creatief zijn?’ Ook stonden we stil bij de vraag of een kritische houding en het koesteren van wetenschappelijke twijfel voldoende zijn om ons snel aan kunnen te passen aan een veranderende omgeving. Is, anders gezegd, de wetenschap wel voldoende wendbaar en innovatief? Tegenover hoogtechnologische steden als New Songdo plaatsten de studenten, waarvan sommigen zelf afkomstig uit India en Midden Amerika, de slums en favela’s van Mumbai en Mexico City. Overheden maken daar steeds dezelfde fouten. Biedt de ‘smart city’ daar wel oplossingen voor? Een student vroeg: wat is het doel van steden? Dat wisten we niet goed. We refereerden aan de natuur. Vergelijkingen werden gemaakt met dieren en planten. Welke organismen passen zich het snelste aan? Ondertussen vertelden we elkaar verhalen, uitmondend in de speculatie dat fictie met zijn spanningsboog en vermogen om soms miljoenen mensen te boeien, veel meer dan non-fictie, ons zou kunnen redden. Iemand wilde weten waar dit gesprek nu precies over ging.
Geef een reactie