Gelezen in ‘Atlas Nieuwe Steden’ (2012) van Arnold Reijndorp e.a.:
>Laatst een lezing gehouden in Amstelveen. Over de toekomst van Amstelveen. De locatie was het buurtcentrum van Middenhoven in Amstelveen Zuid. Toen ik ‘s avonds uit de sneltram stapte – halte Meent – sneeuwde het. Het buurtcentrum oogde als een groot Piet Blom-dorp, in 2009 nog door een grote brand verwoest, stond het er weer in volle glorie te stralen; rondom waren parkeerterreinen, overal stond blik. Daar omheen lagen eenvormige huizenrijtjes, verpakt in ijle plantsoenstroken, de verkeerssoorten waren keurig gescheiden, terwijl er van verkeer geen sprake was. Hier en daar zag ik wat mensen in het donker over de besneeuwde voetpaden schuifelen. In het buurtcentrum was het drukker; daar klaverjasten oude mensen. Ik wist, ik was gearriveerd in ‘Atlas Nieuwe Steden’, mijn onderwerp van die avond. Wat een merkwaardige samenkomst van suburbane leegte en kostbare grootstedelijke infrastructuur.
Hoe boeiend ook, het boek van Reijndorp c.s. is toch vooral een reactie op de overwegend negatieve oordelen van planners over de naoorlogse groeikernen: “Het getuigt allemaal van weinig compassie met de bestaande nieuwe stad als het ‘middle landscape’ van de (lagere) middenklasse.” In hun atlas proberen de auteurs – sociologen verbonden aan de Universiteit van Amsterdam – het ‘alledaagse’ in de groeikernen te herwaarderen. “Positief omgaan met het eigen groeikernenverleden is een voorwaarde om de nieuwe stad te kunnen voltooien.” Daarin hebben zij natuurlijk gelijk. Maar waarom het nu vooral de opgave is ‘de suburbane kwaliteiten van de bestaande wijken te handhaven en te versterken’, is me niet duidelijk. Zeker, die kwaliteiten staan op dit moment onder druk. Ik begrijp, de auteurs vrezen een grootschalige herstructurering van deze dikwijls eenvormige en niet al te best gebouwde wijken; ook komen ze op voor de generatie jonge ontwerpers van destijds. Maar met teveel compassie komen we er niet. Hier is sprake van, wat de Duitse historici Gutschow en Durth noemen, ‘Träume in Trümmern’ of wat Amos Oz aanduidt als ‘dromen van adolescenten’: de bouw van de nieuwe steden in de jaren ’70 stond in het teken van de emancipatie van groepen stadsbewoners, maar van die idealen is weinig meer over. Ook aan de jaren ’30-wijken konden ze qua stijl niet tippen. Het feit dat de bewoners nu allemaal rondrijden in auto’s en op zichzelf best tevreden zijn is op zichzelf nog geen aanleiding voor herwaardering. Als ze in de grote stad hadden geleefd, waren ze niet minder geëmancipeerd geweest, maar hadden ze vaker de metro genomen. Wat die avond in De Meent gebeurde, is juist hard nodig: wakker worden en je realiseren dat je deel uitmaakt van Groot-Amsterdam. En dat Groot-Amsterdam zich staande probeert te houden in een snel veranderende wereld.
Geef een reactie