Gelezen in ‘Overvloed en onbehagen’ (1987) van Simon Schama:
Aan de vooravond van de Masterstudio ‘The Post-Growth City’ aan de Universiteit van Amsterdam las ik opnieuw het meesterwerk van de Britse historicus Simon Schama: ‘The Embarrassment of Riches’ (1987). Het boek, inmiddels veertig jaar oud, gaat over de Nederlanden in de Gouden Eeuw. Of eigenlijk gaat het boek over de spanning tussen moraal en rijkdom. Die plotselinge overvloed door kapitalistische expansie overviel de gemiddelde burger in de steden en drukte op het gemoed. In een interview in NRC Handelsblad (14 augustus 1987) vertelde de toen 42-jarige Schama dat de tegenstelling tussen arm en rijk helemaal niets verklaart over de Nederlanden in de zeventiende eeuw. “Natuurlijk was er een elite die het voor het zeggen had, en een onderklasse maar de verschillen waren minder groot dan elders in Europa en de maatschappij viel er niet door uiteen.” In en rond Amsterdam werd juist een natie gevormd met gemeenschappelijke symbolen, gebruiken en rituelen. Dat gebeurde sterk van onderop. Dat er geen krachtig bestuur werd gevormd vond Schama geen zwakte. “Ik geloof dat het laten voortbestaan van tegenstellingen die geen directe schade aanrichtten juist de slimheid en de kracht van de Nederlanders uit de gouden eeuw is geweest.” Sober en bescheiden was de rijke Amsterdammer in ieder geval niet.
Waarin uitte zich die plotselinge overvloed? Maatschappelijk in regelrecht onbehagen. En dat onbehagen uitte zich in verhalen over de vergankelijkheid van zeepbellen, de dwaasheid van de wereld, de tirannie van ‘Koningin Geld’. Bankiers werden door de synode zelfs buitengesloten van de avondmaalsviering. De aanvallen op de overvloed bleven niet beperkt tot kritiek op excessieve weelde of hebzuchtige woeker, maar uitten zich ook in angst voor de ondergang en het gevaar dat de dingen van de wereld de mensen de baas zouden worden. Burgers vreesden grote overstromingen, een enorme wrekende zondvloed. Angst en regelrecht pessimisme namen vrijwel iedereen in beslag. Amsterdammers creëerden visioenen van hun eigen ondergang. Schama: “Ze konden zichzelf ondermijnen door te overdrijven.” Boven het portaal van één van de kamers van het Amsterdamse stadhuis op de Dam beeldhouwde Artus Quellijn de Val van Icarus, symbool van wat ambitieuze hoogvliegers en dwazen te wachten staat. Wat wij anno 2019 beleven rond klimaatverandering en ideeën over de noodzaak van krimp en post-kapitalistisme doet sterk denken aan deze door angst en pessimisme ingegeven gemoedstoestand. Het kapitalisme is gevaarlijk en dwaas en het is overal. We zullen heel hard vallen. Onze tegenslag lijkt zelfverkozen. We hebben het eenvoudig te goed. Volgende week meer over Masterstudio ‘The Post-Growth City’.
Geef een reactie