Gelezen in NRC Handelsblad van 12 juli 2013:
Wat kunnen planologen van kunstcritici leren? Neem Julian Spalding. Deze belangrijke Britse kunstcriticus leverde deze week een opmerkelijk scherp commentaar op de inrichting van het nieuwe Rijksmuseum. Hij vond de gekozen opstelling ‘veilig, ouderwets’, uitgaande van de ‘oude museumkundige scheidslijnen’, niet gericht op het interesseren en inspireren van een nieuw publiek. Spalding schreef zelfs dat hij het ronduit wonderlijk en teleurstellend vond dat de afdeling moderne kunst, die mensen van tegenwoordig het meeste interesseert, was weggestopt in twee zolderkamers en dat die van de middeleeuwen zo pontificaal bij de entree was tentoongesteld. Mensen, aldus de criticus, weten niets van de middeleeuwen. Er was helemaal niet vanuit de bezoekers gedacht. “Musea moeten niet beginnen met wat hun curatoren weten, maar met wat hun publiek weet.” En dus ook: “Als een museum wil beginnen met het verleden, dan moet het beginnen met wat mensen weten van dat verleden.” In zijn voorbeelden liet Spalding telkens zien dat hij de museumbezoekers in hun reacties op de kunstwerken nauwkeurig observeert en daaruit lessen trekt. Over het bezoek aan het museum schrijft hij als was het ‘een verhaal’, ‘een reis’ die mensen moeten maken en waarbij kennis en vermaak hand in hand dienen te gaan. “De trieste waarheid is dat de mensen die het Rijksmuseum leiden helemaal niet aan hun publiek hebben gedacht.”
Van mensen als Spalding kunnen planologen leren dat zij de mensen niet moeten vergeten. De burgers – ook de nieuwkomers en de jongste generaties – moeten voor de toekomst worden geïnteresseerd. Planologen moeten niet beginnen met wat zij zelf zo goed weten, maar met wat hun bewoners weten. Ze zouden niet de schijnwerper moeten richten op de verre horizon, maar moeten beginnen dicht bij huis, in de nabije toekomst, die mensen heel goed begrijpen. Veeleer dan ontwerpen of wettelijke regelingen zouden hun plannen verhalen moeten zijn, of reizen naar de toekomst. En ze zouden mensen moeten observeren, hoe die de stad in al zijn facetten dagelijks gebruiken en daaruit lering trekken. De trieste waarheid is dat de stedenbouwkundigen en planologen dikwijls helemaal niet aan burgers hebben gedacht. Daardoor missen ze kansen om een groot en steeds veranderend publiek uit te dagen tot het leveren van uitzonderlijke prestaties. Prestaties die ‘hun publiek’ heel goed kan leveren en die ook nodig zijn om grote, aantrekkelijke en duurzame steden te bouwen. De les? Ook in het vak van de ruimtelijke ordening is sprake van een ernstig communicatieprobleem. Daarom: De Nieuwe Wibaut.
Geef een reactie