Gelezen in NRC Handelsblad van 29 maart 2011:
Genetici en antropologen van Stanford University en van San Francisco hebben onlangs uit DNA van 425 mensen, verspreid levend over Europa, achterhaald waar hun oermoeder moet hebben geleefd en hoe groot de populatie was waarin deze leefde. Opzienbarend onderzoek, maar niet opzienbarend in de uitkomsten. Ze publiceerden het afgelopen maart. In NRC stond een kort toelichtend artikel. Daarin lees ik dat het onderzoek eerdere hypothesen bevestigt die stellen dat er drie brongebieden waren vanwaaruit de landbouw zich over de wereld verspreidde: het Nabije Oosten, China en Midden-Amerika. “Tot zo’n 12.000 jaar geleden leefde iedereen van jagen en voedsel verzamelen. Na die tijd begint de mens op verschillende plaatsen tegelijkertijd met de teelt van gewassen en vee.” Dit ontketende de eerste grote bevolkingsexpansie. Boven het artikel staat de kop ‘Met de boer begon de expansie’. Op zichzelf is dat juist, al had de kop beter kunnen luiden: ‘Met de stad begon de expansie’. De boer is namelijk een uitvinding van de stad. Want waren het wel jagers en vissers die de grote innovatie van de sedentaire landbouw uitvonden? Het artikel doet voorkomen van wel: “Namen jagers-verzamelaars landbouwinnovaties, zoals veeteelt, het wonen in dorpen en het gebruik van aardewerk en geslepen bijlen over? Of werden zij overspoeld door succesvolle landbouwers?” Er zijn aanwijzingen dat het veeleer steden waren die zorgden voor verspreiding. De drie brongebieden zijn namelijk alle drie gebieden waar de sporen van de oudste steden ter wereld zijn aangetroffen.
Het is een hardnekkig misverstand. Iedereen denkt dat steden zich pas vormden na de uitvinding van de landbouw. Het is andersom. Ver voordat de landbouw werd uitgevonden, schreef Jane Jacobs reeds in 1969, leefden mensen al in dorpen bijeen. Ook werd er al handel gedreven tussen deze dorpen van jagers-verzamelaars, dikwijls ook over grote afstanden. Dus hoe kon landbouw ontstaan als al deze zaken allang aanwezig waren? Dat kon eigenlijk alleen maar doordat er zich steden vormden die landbouwtechnieken ontwikkelden. Met die nieuwe technieken konden ze hun ommeland bewerken, de voedselproductie opvoeren, meer handel drijven en zelf verder groeien. Jacobs in The Economy of Cities (1969): “The idea that agriculture itself may have originated in cities, the thought to which I have been leading, may seem radical and disturbing. And yet even in our own time, agricultural practices do emerge from cities.” Waarna Jacobs concludeert: “Rural production is literally the creation of city consumption. That is to say, city economies invent the things that are to become city imports from the rural world, and then they reinvent the rural world so it can supply those imports. This, as far as I can see, is the only way in which rural economies develop at all, the dogma of agricultural primacy notwithstanding.” Daarmee is ook de puzzel van de verspreiding van de vroegste landbouwinnovaties opgelost: niet succesvolle landbouwers of jagers-verzamelaars waren daarvoor verantwoordelijk, maar succesvolle steden.
Geef een reactie