Gelezen in ‘Together’ (2012) van Richard Sennett:
Hoe werken mensen effectief met elkaar samen? Daarover gaat Richard Sennett’s nieuwste boek. Al vrij snel komt de auteur – hij is socioloog en filosoof tegelijk – te spreken over Saul Alinsky (1909-1972). Volgens Sennett was Alinsky de effectiefste opbouwwerker van de Verenigde Staten. Hij zet diens werkwijze, gepraktiseerd in de sloppenwijken van Chicago, af tegen die van politieke bewegingen en vakbonden als die van de ‘Daley machine’ (Daley was burgemeester van Chicago), waarbij hoofdpersonen liefst zaken doen in ‘achterkamertjes’, zich al snel in bureaucratieën hullen en vervreemden van hun achterbannen. Ressentimenten zijn het gevolg. Politieke partijen, aldus Sennett, denken fundamenteel anders over samenwerking dan opbouwwerkers als Alinsky. “His method of organizing was to learn from the streets of a community, gossip with people, get them together, and hope for the best; he never told people what to do, instead encouraging the shy to speak up, himself providing information in a neutral manner whenever it was requested.” Sennett leerde Alinsky persoonlijk kennen, deze kwam vaak bij zijn ouders thuis. “Funny as well as feisty – ‘booze’, he once told my mother, ‘is the organizer’s most important tool’ – he cast a spell over young followers, who have included Barack Obama and Hillary Rodham Clinton, both of whom later strayed from the master’s path.” Wat bedoelde Alinsky precies met ‘booze’? Letterlijk vertaald gaat het om zuipen, drinken. De gelagkamer als de plek waar mensen leren samenwerken? Nee, het is plezier en pret als grondslagen van samenwerking. Obama en Clinton zijn daar inderdaad ver van verwijderd geraakt.
Alinsky was ervan overtuigd dat zijn methode betere samenwerking produceerde dan die van vakbonden en politieke partijen. “Labor union organizers turned out to be poor community organizers.” Het ‘unite-and-fight’ principe wees hij van de hand. In plaats van de dialectiek van het politieke debat pleitte hij voor de open dialoog. “By getting together people who have never really talked, providing them with facts they did not know and suggesting further contacts the Alinsky-style community organizer hopes to sustain dialogical talk.” Over Alinsky oordeelde David Remnick overigens heel anders. In ‘The Bridge’ (2010) vertelt hij hoe Barack Obama en Hillary Rodney (Clinton) in Chicago geleidelijk afstand nemen van diens aanpak. Hoewel, Rodney schrijft een scriptie over hem waarin ze haar zorg uitspreekt over Alinsky’s aarzeling om de mainstreampolitiek in te gaan en veranderingen op grotere schaal te bevechten, en de hardwerkende Obama omarmt weliswaar de dialoog, maar het ‘booze’-element wordt bij hem minder. Voor Amsterdam, waar de stadsdelen zullen worden opgeheven, lijkt me het niettemin een relevant gegeven. De werkwijze van Alinsky, aangepast aan de Amsterdamse omgeving, zou ook hier goed van pas komen. Sterker, de nieuwe stadsontwikkeling van de hoofdstad zou in het licht van de crisis misschien wel in zijn geheel op die andere leest moeten worden geschoeid. Plezier en ‘booze’, een open dialoog, geen achterkamertjes, geen vervreemding, minder bureaucratie, wie wil het niet? Echte samenwerking wordt dan mogelijk.
Geef een reactie